Wie denkt er nog op volle kracht aan de topontmoeting van dinsdag? Nog een week en er is nog maar nauwelijks iets van over. Op 30 of 31 december denken we er nog even aan tijdens het jaaroverzicht van het journaal. We horen al de zin die het onderwerp aankondigt: “Ja, en dan was er die handdruk in Singapore…”
Met geldzaken houd ik me liever niet bezig. Dat heb ik zo van huis uit meegekregen dat het in mijn karakter is gaan zitten. Af en toe ben ik internetbankier. Daar komt niemand onderuit. Wat ik geldzaken noem, komt vooral neer op het betalen van rekeningen, maar als ik daar dan speciaal voor ga zitten als internetbankier heeft het nog wat. Dan stel ik me voor dat ik aan het hoofd sta van een klein financieel imperium. Duurt een seconde of drie.
Aan veel van mijn leraren heb ik goede herinneringen. Toen ik op school zat, kon ik me dat niet voorstellen, want het enige wat ik wilde was daar weg zijn. Met mijn diploma’s heb ik nooit iets gedaan, maar het onderwijs wel iets met mij, zonder dat ik sterk concreet over kan zijn. Ja, ik spreek bijvoorbeeld mijn talen, tot op zekere hoogte, maar dat had ik ook in de praktijk kunnen leren. Als ik een tijdje in Spanje ben, kan ik me verstaanbaar maken.
“Er zit een zoetje in.” Ik loop over de zaterdagse markt in het kleine dorp aan zee waar ik al drie weken ben, en tijdens het passeren van de kaaskraam hoor ik het: “Er zit een zoetje in.” Een medewerker van de kraam zegt het tegen een mevrouw met een wat een plechtige uitstraling. Ze kijken beiden ernstig. Ja, de vrouw slaat aandachtig de kaas gade waarnaar de kaaskraammedewerker belerend wijst. Het zou me niets verbazen als de vrouw van alle kazen die daar verkocht worden, wil weten wat erin zit. Niemand die ervan opkijkt.
Wie mij kent, weet dat ik hecht aan sfeer. Graag overal sfeer. Maar sfeer moet wel sfeer zijn. In het journaal ging het eergisteren over het serveren van wijn (en blokjes kaas) bij de kapper, boekhandel en slijter. Deze voorbeelden werden genoemd. Bijvoorbeeld de slager zat er niet bij. Niet dat ik veel te klagen heb over de sfeer in onze slagerijen, maar verhoging van die sfeer mag best. Daar hadden ze het in het journaal immers over: verhoging van de sfeer.
Bijna altijd zit er in gebrek in iets wat nieuw is. Volmaaktheid hoeft voor mij helemaal niet, maar wel als ik een apparaat koop dat niet doet wat me bij aankoop voor ogen stond. Het vreemde is misschien dat ik min of meer uitga van een gebrek. Ik kom hierop nu ik lees dat er steeds meer gebreken in nieuwbouwwoningen zijn. Tijdje geleden waren het er gemiddeld 15, nu zijn het er 21. Ik ben maar één keer in mijn leven als bewoner een nieuwbouwwoning ingegaan, maar daar herinner ik me weinig van. Het was in 1958.
In het mooie radioprogramma OVT ging het zondag over het jubileum van Ikea, 40 jaar in Nederland. De eerste Nederlandse directeur kwam aan het woord en zijn vrouw ook. Het ging allemaal niet zomaar, want Nederland moest nog erg wennen aan nieuwigheid. Ik heb niet zo veel met Ikea, maar luisterde toch aandachtig, naar onder anderen een mevrouw die er 5 keer per week komt. Jarenlang 3 keer per week, maar nu 5 keer. Ze klonk niet gestoord, integendeel, volgens mij kan ik met haar een prettig gesprekje hebben wanneer we op de bus staan te wachten.
Ook deze week begin ik met een onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Vorige week meldde die instantie dat we meer vertrouwen hebben in elkaar en in instanties, een verheugende bericht. Nu is onderzocht waaraan we ons ergeren, niet in het algemeen, maar in onze woonomgeving.
Ze hebben iets met elkaar te maken, januari en juni. In januari zijn de feestdagen voorbij, het geld is op en er is het vooruitzicht van een lang, nieuw jaar waarin van alles moet en gaat gebeuren. De hemel ziet er schraal uit, het is winter maar die moet nog op kleur komen. Met ons humeur is iets aan de hand waarvoor we maar geen woorden kunnen vinden.
Graag wil ik goed bezig zijn. Ja, wie wil dat niet, denk ik er meteen bij. Maar volgens mij zijn er mensen van wie het niet per se hoeft. De mensen die ik ken, willen het gelukkig wel, ieder op geheel eigen wijze – dat laatste moet je erbij zeggen. Ik dus ook, maar soms vraag ik me af waarvóór ik het doe, terwijl dat een vraag is die ik me helemaal niet wil stellen.