Altijd als ik iemand hoor zeggen dat hij niet in mijn of onze portemonnee kan kijken, denk ik: zeg alsjeblieft wat anders. Natuurlijk wordt niet de portemonnee als ding bedoeld, ik moet het breder zien, maar toch. In mijn omgeving is de portemonnee tamelijk zeldzaam. Een paar vriendinnen hebben er nog een en die lijkt op een klein koffertje. Er zit meestal geen geld in, maar van alles wat ze niet of slechts met de grootst mogelijke moeite kunnen vinden.
Als ik een stuk of tien brieven op de deurmat zie liggen, voel ik fijne blijdschap. Helaas zijn de brieven steeds vaker niet voor mij bestemd, maar voor de buren een eindje verderop of voor buren die nog wat verder wonen. Ik ga die dan bezorgen en terwijl ik dat doe, vind ik krachtig dat dit toch niet de bedoeling kan zijn. Ook kom ik er dikwijls achter dat brieven die wel voor mij bestemd zijn, mij niet bereiken. Misschien komen die wel bij buren terecht die geen zin hebben postbode te spelen.
De stralende en monter stemmende aanwezigheid van Dionne Stax kan natuurlijk niet lang genoeg duren, maar ineens ben je toch blij dat het allemaal voorbij is.
Het voelt een beetje aan als een jubileum, zonder dat ik dat gevoel kan onderbouwen. Ik heb het over mijn wandeling naar het stemlokaal. Voor de hoeveelste keer maak ik die? Dat is natuurlijk uit te rekenen, maar daar heb ik vandaag echt geen tijd voor, zeker niet voor die wandeling, want dan moet ik me concentreren op mijn rol van democraat. En daarna doet het er niet meer toe.
In een tankstation probeer ik meestal niet om me heen te kijken. Behalve dat ik een beetje in de war kan raken, wil ik ook ineens van alles kopen, ja, wat veel mensen shoppen noemen, dus koortsachtig dingen aanschaffen die ik niet nodig heb, bijvoorbeeld een geinig beertje met een pet op of stroopwafels in een trommel met Oudhollandse uitstraling.
Zweven doe ik nog maar een beetje. Ik denk bijna zeker te weten wat me overmorgen te doen staat. Bijna dus. En als we over een maand of zes een nieuwe regering hebben – ik ben optimistisch van nature, ga ik aan de nieuwe premier een brief schrijven. Misschien is die premier wel de man op wie ik woensdag ga stemmen. In die brief stel ik een vraag. Of hij vooral in het begin van zijn regeerperiode ieder toespraak afsluit met het verzoek dat niemand meer zegt dat hij of zij voor de inhoud gaat.
Al heel lang geleden ben ik opgehouden met het maken van boodschappenlijstjes. Meestal stelde ik in de winkel of op de markt vast dat ik het vergeten was en dan leek het alsof mijn geheugen qua boodschappen een volstrekt lege ruimte was. Had een ontmoedigende uitwerking op me.
Als de trein een station nadert, wordt het altijd duidelijk omgeroepen: “Denk bij het verlaten van de trein aan uw persoonlijke eigendommen.’’ Dat persoonlijke hoeft er niet bij, maar je bent een kniesoor als je dan gaat stampvoeten. Er zijn ook conducteurs die hun omroep niet duidelijk genoeg vinden, dus dat je moet denken aan je persoonlijke eigendommen, en voegen eraan toe: “En neem ze ook mee.” Dat is humor, misschien humor die voor de hand ligt, maar wat geeft het?
Braaf! Dat is het woord dat me het eerst te binnen schiet, als de hond van een vriendin over haar tuinpad naar me toe stormt om luid blaffend tegen me aan te springen. Het woord ken ik uit de periode dat ik zelf een hond had, inmiddels alweer lang geleden. Braaf! Ik houd niet van dat woord. Het is een beetje tuttig. Als ik het roep, voel ik me meteen een man met veel te blozende wangen en slap haar. Maar ja, wat moet je als zo’n hond op je af rent? Altijd roept de vriendin: “Hij doet niets, hoor!”
Al een paar dagen zit het Wilhelmus behoorlijk in mijn hoofd. Dus sinds de heer Buma erover begon en hij daar vervolgens voor op zijn donder kreeg. De heer Buma zag graag dat het op school werd geleerd en dat iedereen er ook bij ging staan. De heer Roemer vond het een beter idee als de scholieren We are the World zouden zingen, wat uiteraard humoristisch bedoeld is.