Het is nog niet zo laat in de ochtend, ik zit rustig te werken en hoor ineens enorm lawaai. Nee, het is geen lawaai, maar muziek, een melodieuze rap, niet slecht, maar wel keihard. Komt van de straat. Misschien wordt er iets aangekondigd, ik loop naar de voordeur en het geluid wordt nog voller als ik die open. Het komt uit een auto, een grote witte Mercedes, sportief model, zonder dak, een luxueus zomers voertuig.
De laatste jaren herlees ik meer boeken dan dat ik nieuwe lees. Misschien verandert dat weer, ik weet het niet. Er is er een die ik anders herlees dan de rest. Het is trouwens geen lezen te noemen. Er staan vooral namen in en kleine fotootjes, hier en daar wat tekst. Het heet `In Memoriam. De gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen 1942-1945’ .
Toen een paar jaar geleden een monteur vaststelde dat de verwarmingsketel voorgoed kapot was, stelde hij voor dat ik een andere kocht, en niet zomaar één: “De Rolls-Royce onder de verwarmingsketels.” Klonk goed. Weekje later kwam hij die installeren, met een collega die van ontzag voor het apparaat niet meer kon praten. Sindsdien is er met de Roll- Royce altijd wel iets aan de hand. Hoe ik het moet noemen, weet ik niet, maar ik vat het zo samen: hij verwarmt niet. De monteur schudt telkens vertederd het hoofd en zegt dat `het eigenlijk niet kan’.
Sinds kort is er op de fitnessclub een nieuwe coach bij gekomen. Ze is nog niet zo lang van de coachschool, haar opleiding wordt nu verfijnd door de hoofdcoach en ik kan niet anders zeggen dat ze van wanten weet.
Wanneer is iemand een verward persoon? En dan bedoel ik een verward persoon die steeds vaker in de media figureert. Er gebeurt iets dat behoorlijk ontregelend is, maar zonder duidelijk doel. Meestal komt dat dan door toedoen van een verward persoon, iemand die verdwaald is in de marge van de psychiatrie.
“Nou, dat is niet helemaal mijn muziek,” hoor ik me soms beweren. Dat is wanneer ik iets van U2 hoor, of die Weense Nieuwjaarmuziek of Hollandse huilliedjes (`Ik ben zo eenzaaaam zonder haaaar’ – Koop dan een leuke pruik, denk ik dan). Als iemand mij vraagt “Wat dan wel?” kan ik alleen maar een algemeen antwoord geven: “Héél veel.”
Gistermorgen liep ik door de buurt, vrij vroeg, omdat ik niet lang daarna de rest van de dag binnen zou blijven. Ik passeerde de friteskraam. De uitbater ervan was vet aan het verhitten. Ik stelde een overbodige vraag, waar ik normaal op tegen ben, maar nu was die er ineens uit: of hij een beetje zin had in de dag? Hij keek me gewond aan en antwoordde dat het `de grootste teringdag’ van het jaar was, maar ja, hij moest wel open, “anders laat ik een berg geld liggen”.
Feestelijkheden kan ik aantrekkelijk vinden, maar op Koningsdag kan ik niets bedenken wat ik leuk vind om te doen, althans niets wat met Koningsdag te maken heeft. Daarom ga ik in een stil hoekje van het huis zitten lezen, maar dat huis bevindt zich in het centrum van een kolkende vrijmarkt. Vandaar dat stille hoekje. Gisteravond werden er door de familie al dozen het huis binnen gesleept. Ik probeer naar niets van te zeggen en ook niets over te vragen, want ik weet wat daarin zit, kennis waarmee ik weinig kan.
Tijd geleden liep ik met een Vlaamse kennis door Brussel en toen een auto ons de pas afsneed, wees hij naar de inzittenden ervan: “Kijk, de koning en koningin.” Geen mens zwaaide, iedereen deed net alsof die auto ons niet passeerde. Ik vroeg of er soms iets aan de hand was. De Vlaamse kennis antwoordde: “Er is nauwelijks iemand in hen geïnteresseerd.” Ik dacht: wij boffen toch maar. Twee jaar terug in de haven van Kopenhagen: in fijn gezelschap tuurde ik naar het water toen naast ons een zwarte auto stopte waaruit een vrouw kwam.
Paar jaar geleden onderging ik een kleine operatie aan mijn arm. Er moest iets uit, een dingetje. Graag gebruik ik het woord `sportblessure’, maar het was geen tennisarm, iets dat daaraan voorbijging, maar toch een kleinigheidje. Ik kreeg een roesje, maar daaruit werd ik wakker terwijl de specialist nog aan het opereren was. Tussen mijn elleboog (daar zat het dingetje) en mijn borst en hoofd stond een groen scherm opgesteld. Waarom ik het roesje kreeg, weet ik niet meer, want mijn arm was uiteraard verdoofd. Misschien tegen de zenuwen.