Vorige week reed ik van Nijmegen naar Arnhem, in de auto. Het was halverwege de ochtend, niet druk, en ik hield me keurig aan de maximum snelheid, want ik heb mijn leven op sommige punten verbeterd.
In Trouw las ik een artikel over het lied Penny Lane van The Beatles. Moet ik dat laatste erbij zetten? Ik denk dat het bij de basiskennis hoort, hoewel ik laatst een twintigjarige nogal wat over The Beatles moest uitleggen, terwijl ze toch een fanatieke muziekliefhebber is. Graag lees ik over liedjes, over de herinneringen die ermee verbonden zijn.
Toen ik gisterochtend de televisie aanzette, werd ik op het scherm meteen toegesproken door een man die bezorgd keek. Hij had een baard maar ook geen baard, zo’n baard die de indruk maakt dat hij er toevallig even is maar dadelijk ook weer weg kan zijn. Sommige mannen hebben die om te laten zien dat het menens is zonder dat het duidelijk is waarmee. Hij keek niet alleen bezorgd, zijn stem klonk ook zo. Hij zei ongeveer: “U moet met zijn tweeën rijden, drink veel water en zorg ervoor goed uitgerust te zijn.”
Het woord zal nieuw zijn: straatintimidatie. Ik kwam het tot voor kort nog niet tegen, maar misschien heb ik niet goed opgelet. Het is familie van een wat algemener nieuw woord: intimidatieverbod. Van wat het woord betekent, ben ik een groot voordstander, ook al laat ik me nauwelijks meer intimideren, wat niet wegneemt dat ik last heb van mensen met intimiderend gedrag. En ik teken er natuurlijk belerend bij aan dat het ook aan jezelf ligt als je je makkelijk laat intimideren. Dat laatste geldt weer niet voor straatintimidatie.
Voordat ik gisterochtend de gordijnen opende, had ik op de radio al een keer of vijf over lente horen spreken. Is aangenaam. Mooi, zacht woord. En alle woorden waarin lente voorkomt, zijn dat ook. Zelfs lenteuitje, een prettig uitje immers – en ik heb het nu niet over een uitstapje, hoewel uitstapjes in de lente ook niet te versmaden zijn, want dan ga je tintelen van verwondering, wat overigens in andere seizoenen ook het geval kan zijn, áls je maar goed om je heen kijkt.
Er is iets mis met de nationale opiniepeiling. Is onderzocht. Kort door de bocht: steeds minder mensen zijn bereid hun opinie te geven. Mij is dienaangaande niets gevraagd. Ik merk dit niet stampvoetend op, ik stel alleen vast dat me nóóit wat gevraagd wordt. Ja, als ik via internet iets koop, krijg ik meestal nog voordat ik het product in huis heb, een enquête op het scherm en moet ik bijvoorbeeld een waardering opgeven over mijn contact met de verkoper. Welke verkoper, denk ik dan. Maar die vraag kun je niet invullen.
Eergisteren las ik in een zaaltje voor uit eigen werk, verhalen, stuk uit een roman, wat columns. Tegen het einde is er gelegenheid vragen te stellen. Hoeft niet per se van mij, maar het is gebruikelijk en ik vind het niet erg. Een gezellige mevrouw vroeg of ik mijn column over Patricia Paay wilde voorlezen. Ik dacht niet: Patricia Paay, wie is dat, maar ik zei dat ik geen column over haar had. De gezellige mevrouw, met fijne houten kunstwerken aan de oren, zei dat het haar zo’n leuk onderwerp leek. Ik vond dat niet. We kregen er gelukkig geen ruzie over.
Een oproep aan ons allemaal – dat staat er boven een open brief die gisteren op de achterkant van De Volkskrant stond, ondertekend door 29 landgenoten, van wie ik er groot aantal ken en hoog heb. Ze schrijven namens de overgrote meerderheid van Nederland dat ze genoeg hebben van geschreeuw en aan fatsoen hechten. Ja, in alles wat erin staat kan ik me vinden. Spinnend lees ik de mooie zin over geluk: dat je dat vermenigvuldigt door het te delen.
Ineens ben ik me weer bewust van mijn lichaamstaal! Normaal helaas nooit zo, maar het komt door de verkiezingstijd. Door de debatten. Deze week was het eerste tussen vooraanstaande lijsttrekkers en gisteren hoorde ik op de radio een deskundige de lichaamstaal van de mannen bespreken, dit keer alleen maar mannen. Vrouwen hebben ook een lichaamstaal, maar een ander soort. Het is nogal wat, onze lichaamstaal.
Op internet is op te zoeken waar restaurants of cafés of winkels zonder muziek te vinden zijn. In winkels hoor ik de muziek soms wel, maar ik luister er niet naar. In de meeste gevallen is dat ook niet de bedoeling. Beetje mysterieus waarom die dan toch te horen is. Misschien gaat er iets rustgevends van uit, maar ik geloof dat ik nog nooit rust heb gevoeld terwijl ik mijn dagelijkse boodschappen doe, wat natuurlijk niet best is, want waarom zou je dat niet in alle rust doen, waarom zou je er niet, wat sommige mensen noemen, `een momentje’ van maken?