Eergisteren speelden zangeres Beatrice van der Poel en ik onze voorstelling in theater Orpheus in Apeldoorn. Naast onze kleedkamers was een kleedkamer die me fascineerde. Op het bordje naast de deur stond in grote, ferme letters Meiden!. Met een uitroepteken dus. In het theater was ook `een te gekke familiemusical’ te zien: Ali Baba en de 40 rovers. Een verhaal uit mijn kindertijd dat mijn vader vaak moest vertellen. Ik herinner me een grot en de woorden Sesam open u.
Als ik de spiegel in de gang passeer, kijk ik er verrast in. Dat is niet vanwege mijn hoofd, maar ik oefen voor pakjesavond. Altijd is er immers een cadeau dat ontzettend goed bedoeld is, maar waarmee je je geen raad weet. Het gedicht waarschuwde al: Je hebt nog steeds geen winterbanden/Daarom komt Sint niet met lege handen/Hij heeft iets reuze nuttigs gekocht/Voor die onvoorzichtige Thomas Verbogt.
Zie je niet zo vaak meer: fiets staat ondersteboven voor de deur, vader verricht er een reparatie aan, zoon kijkt toe, met vage belangstelling – waarschijnlijk zou hij het liefst iets anders doen, maar dat kan hij niet maken. De vader is mijn buurman. Het is een tafereel dat ik in mijn buurt nooit zie. Kan best zijn dat het aan de buurt ligt, allemaal verwende mensen die meteen met de fiets naar de fietsenmaker gaan, maar misschien is het ook wel iets uit een andere tijd, toen iedereen ook de auto nog op zaterdagmorgen ging wassen, met de tuinslang.
Op mijn bureau ligt nog een ouderwetse dongel, dingetje ter grootte van een aansteker dat je in je laptop steekt en dan kun je overal het internet op. Nu heb je bijna overal automatisch verbinding, maar dat was niet altijd zo. Ik herinner me nog de gloeiende spanning in bijvoorbeeld Frankrijk. Werkte de dongel? Ik ben weleens in een piepklein Frans dorp naar een computerwinkel geweest, een sóórt computerwinkel (je kon er ook kleine konijnen kopen en afhaalmaaltijden).
Aan de tijd dat ik drie keer in de week in de vroege ochtend een uur hardliep, bewaar ik sterke herinneringen. Het was verschrikkelijk. Laat ik er verder niet omheen draaien. Maar dan heb ik het over het eerste kwartier, dus de wekker stil meppen, opstaan, sportkleren aantrekken, schoenen, de straat op en dan een ritme vinden.
Veel mensen hebben de foto gezien: Sinterklaas die aan het wildplassen is, in een hoek van een lelijk gebouw. Het gouden kruis op de achterkant van zijn kleding maakt een voorname indruk. Ik begrijp dat de foto door een agent is geschoten. Die heeft Sinterklaas niet bekeurd en dat lijkt me terecht, een heldere kwestie van respect.
Deze week (20-25 november) verschijnt er geen column van Thomas Verbogt in De Gelderlander. Vanwege het feit dat hij 25 jaar voor deze krant schrijft, mochten lezers een column insturen. Zes daarvan zijn geselecteerd om in zijn plaats deze week als gastcolumnist op te treden.
Altijd moeilijk: “Hier Thomas, speciaal voor jou gehaald. Je houdt er toch zo van!” Voor me staat ineens een schaal waarop drie haringen liggen. Ik roep verrukt uit dat ze toch niet alleen maar voor mij zijn, maar jawel, dat is wel zo. Ik heb toch beweerd dat ze me voor een haring wakker mogen maken. Wanneer dat was, weet ik niet meer, ook niet in welke omstandigheden.
Verstard lees ik het bericht over de pil die je waarschuwt dat je je pillen moet slikken. Via een app. Niet alleen jou, maar ook de arts die je die pillen heeft voorgeschreven. Moet je die waarschuwingspil natuurlijk wel slikken. Moet je op eigen kracht aan denken. Waarom verstard? Omdat ik niet weet hoe ik daarover moet denken. Nog niet zo lang geleden zou ik een wegwerpgebaar hebben gemaakt: zie ik tegen die tijd wel. Welke tijd? Geen idee, maar het paste in hoe ik omging met ontwikkelingen waarmee ik nauwelijks iets te maken wilde hebben.
Als ik het kind in mezelf tegenkom, vind ik dat nooit erg. Ik hoop dat dat kind er altijd blijft. Maar als het kind zich kinderachtig gedraagt, heb ik er last van. Alsof kinderen zich niet kinderachtig mogen gedragen!