Eerder begon ik er al over, maar dat liep op niets uit, dus nog een keer: morgen zien we veel vrouwen met hoedjes op in de Ridderzaal, waarom geen mannen? Stel dat ik bij een politieke partij hoorde, een eenmanspartij, groep Verbogt (Voor Denken Met Verstand), dan had ik me de afgelopen dagen erg druk gemaakt. Wat wordt mijn hoofddeksel? Het woord `hoedje’ is te klein voor wat me morgen mogen gadeslaan. Ooit had ik een traditionele hoed. Waarom weet ik niet meer. Ben bang dat ik het wel artistiek vond staan.
Het is een mooie treinreis, halverwege een zonnige ochtend, vooral omdat er wat herfst in het daglicht te zien is. Dat is goed voor mijn humeur. Er komt een vrouw de coupé binnen. Ze heeft een energieke uitstraling. Ze spreekt de man aan die achter me zit. Die man kan ik niet zien, maar ik hoor hem wel. Hij zegt: `Dat is lang geleden.’ En ik hoor ook dat hij geen zin heeft de energieke vrouw tegen te komen. Dat kan aan van alles liggen, aan het moment, aan de vrouw, aan hemzelf.
Vandaag ontvouwt president Obama nadere gedachten over de strijd tegen IS. Belangrijkste plannen kennen we, maar vandaag volgt verfijning. Hij heeft drie jaar nodig en doet dat niet alleen. Het wordt een soort wereldoorlog, want hij krijgt hulp van sterke landen. Nederland zit daar niet bij, is niet gevraagd – gepasséérd, zoals dat heet. Onze premier is `zeer verbaasd’. Als er `zeer’ voor `verbaasd’ staat, proef je enige verontwaardiging. Waarom verontwaardiging? Nou, Nederland is bezig zich te bezinnen op het leveren van `serieus wapentuig’.
Wanneer ik het iemand over rolpatronen hoor hebben, verflauwt mijn aandacht meteen. Komt misschien doordat ik het te vaak gehoord heb. Ik lees een onderzoek van een sociologe die onderzocht heeft hoe mannen en vrouwen in kranten worden afgebeeld. Foto’s dus. Grof samengevat: mannen zijn op die foto’s serieuzer te zien dan vrouwen. Die lachen meer bijvoorbeeld. De sociologe vindt dat niet best. Kijk ik liever naar iemand die lacht dan naar iemand die ernstig kijkt? Geloof het wel. Waarom is dat zo? Omdat iedere lach aanstekelijk werkt, althans op mij.
De zelfrijdende auto! Paar keer las ik erover dit weekend. Over een jaar of tien zijn we eraan toe of hebben we er een. Wat is nou tien jaar? Ik ga meteen een beetje zeurderig denken. Komt omdat ik pas negen jaar geleden mijn rijbewijs haalde. Misschien heb je dat ook wel nodig in een zelfrijdende auto, maar toch. Van de andere kant ben ik nog steeds blij met het document, vooral wanneer ik door een wijk fiets waar ik vaak examenritten maakte, straten met veel stomerijen, autosloperijen en bonkige mannen met sportpetjes op en kolossale, ontremde honden.
Mijn verhouding met goede doelen wordt troebel. Ik heb het over goede doelen die zich op straat manifesteren, en denk bijvoorbeeld aan de collectebus van gisterochtend. Collectebussen vind ik trouwens erg van vroeger. Deze werd vastgehouden door een man die voor de supermarkt stond. Hij keek ontstellend treurig, alsof het zojuist tot hem was doorgedrongen dat hij zelf nooit een goed doel zou worden. In de supermarkt betaalde ik met mijn pinpas en ik had geen geld op zak, behalve de munt waarmee ik het winkelwagentje ontkoppelde.
Van het begin van het sollicitatiegesprek dat EU-commissievoorzitter Juncker met minister Timmermans had, zijn foto’s gemaakt. Een ervan zag ik. De mannen zitten tegenover elkaar en tussen hen in staan vier flesjes Spa, twee met en twee zonder bubbels (om dat kinderachtige woord maar weer eens te gebruiken). En vier glazen, dus voor ieder flesje een, want je moet de boel natuurlijk door elkaar schenken. De eenvoud van het tafereel is aantrekkelijk. In dit geval dus de eenvoud van wat er gedronken kan worden.
Minister Timmermans is binnenkort geen minister van Buitenlandse Zaken meer. Dat is jammer. Hij wordt vice-voorzitter in de nieuwe Europese Commissie. Dit noteer ik losjes, maar geen idee wat ik bedoel. Laatste dagen las ik over deze functie en begrijp dat hij iets gaat doen waarmee hij niet populair wordt. Waarom wil je dat? Deze vraag had ik natuurlijk gewoon kunnen beantwoorden wanneer ik me van het begin af aan verdiept had in wat er vanuit Brussel voor Europa geregeld wordt. Heb ik niet. Niet uit luiheid, maar het was in de begindagen nogal mistig daar.
In dagblad Trouw lees ik een ingezonden brief van een vrouw die zegt dat het terecht is dat er maatregelen komen tegen seksuele intimidatie op straat, maar dat we ook weer niet moeten overdrijven. Ze schrijft dat lachen, fluiten en staren bij het leven op straat horen. Ze herinnert zich dat een stratenmaker `Daar gaat ze’ begon te zingen toen ze passeerde en dat ze daar een goed humeur van kreeg. Zelf ben ik te verlegen om zo’n lied te gaan zingen, maar kan me wel in haar woorden vinden. Het hoeft allemaal heus niet meteen ordinair te worden.
In de viswinkel vraagt de jongen achter de vis of hij me kan helpen. In de nabijheid van veel vis voel ik altijd dat ik hulp kan gebruiken. Ik wijs naar de tong en wil weten wat de baktijd is. De jongen antwoordt: `Drie minuten per kant. In olijfolie.’ Ik zeg: `Doe maar twee filetjes.’ De jongen grijpt naar de tong en geeft dan toe dat hij zelf niet kan fileren, maar dat zijn vader dat altijd doet. Hij wijst met zijn hoofd naar een man die in een hoek van de winkel met een voor mij onduidelijk apparaat in de weer is.