Op de zolder bij vrienden trof ik een zeer beduimeld stripboek over de Jetsons. Dat is een tekenfilmserie van lang geleden, van de makers van de Flintstones. De Flintstones leefden in het stenen tijperk, de Jetsons in de toekomst. Hoe oud was ik toen ik ernaar keek? Jaar of tien, denk ik. Ik wist dat het stenen tijdperk nooit meer terug zou komen, maar toch waren de Flintstones me liever dan de Jetsons. Die toekomst interesseerde me niet zo. Vaak dacht ik: het zal wel.
Natuurlijk hoor ik ook bij de 4,5 miljoen Nederlanders die Sven Kramer zaterdagmiddag goud zagen winnen. Prachtige gang van zaken: Sven Kramer die kort voor aanvang op de fiets bij het stadion arriveert, een paar rek- en
Als iemand een gesprek met je begint, terwijl je aan het eten bent en de ander niet, wordt zo’n gesprek meestal niets. Denk bijvoorbeeld aan eten op straat. Je bent in de weer met een zak frites of een haring en een vriend of kennis spreekt je aan. Kan gezellig zijn, maar is ook moeizaam. Je moet je aandacht verdelen en dat heeft vaak iets ongemakkelijks. Is een kleinigheid, maar ik dacht eraan toen ik las dat president Poetin eergisteren een Olympische eetzaal binnenkwam waar de shorttrackschaatssters Yara en Sanne van Kerkhof een boterham zaten te eten.
Bij veel sta ik te weinig stil. Bijvoorbeeld dat het een kwaliteit is als je beslissingen durft te nemen. De laatste dagen las ik een paar artikelen over de nieuwe staatssecretaris van Financiën, Eric Wiebes, de opvolger van Frans Weekers. Dat doe ik vooral omdat het me interesseert wat zo’n staatssecretaris om handen heeft. Ja, hij gaat over de Belastingdienst en daar heb ik dikwijls mee te maken. Die dienst weet meer van mij dan ik van de dienst. Wel snap ik dat er veel mis is, maar wat dat is, kan ik niet samenvatten.
Als ik brood eet, besef ik nooit dat er broodverbeteraars in zitten. Dat moet, anders is het niet mals genoeg. Vanavond wordt in het televisieprogramma Keuringsdienst van Waarde bekendgemaakt dat er in die broodverbeteraar Chinees mensenhaar kan zitten. Of eendenveren. Als ik moest kiezen, zou ik zeggen: doe mij dan maar eendenveren. Misschien ben ik nu te vlug, want een hotemetoot in de broodwereld zegt dat het allemaal niet zo’n vaart gaat lopen. Hij gebruikt het woord `onwaarschijnlijk’.
Een jongetje van zes was ik toen ik voor het eerst van mijn leven een groot en groots vertoon van vlaggen meemaakte. Plaats van handeling: het Goffertstadion in Nijmegen. Manifestatie: de Vlaggenparade aan de vooravond van de Vierdaagse. Ik was er met mijn vader heen gegaan. Die had gezegd dat de hele wereld zich in het stadion zou presenteren. Ik had toen nog geen idee van wat de hele wereld was, dus ik geloofde hem. En ik raakte zwaar onder de indruk. Vertegenwoordigers van deelnemende landen marcheerden trots door het stadion.
Heel even keek ik zaterdagavond naar het `bedankfeest’ ter ere van prinses Beatrix, in Ahoy, een van de naarste plekken van Nederland, met altijd veel optrekkende tocht. Op het toneel stonden trommelaars bij grote trommelinstallaties. De trommelaars trommelden. Wat ik vaker heb bij trommelnummers, had ik hier ook: het duurde te lang. Maar goed, het was degelijk ingestudeerd, de trommelaars trommelden bekwaam, dus ze wilden graag laten zien en horen wat ze konden. Voor mij was het onduidelijk of ze tot de bekende of onbekende Nederlanders hoorden.
De overheid bemoeit zich wel met banken, niet met boekhandels. Bemoeien is niet het goede woord, ik houd niet van bemoeien. Ik moet zeggen: helpen. Dus opnieuw: de overheid helpt banken, maar boekhandels niet. Met een land waarin boekhandels het moeilijk hebben, is iets verontrustends aan de hand. Het is niet alleen de crisis. Het is ook iets anders, maar wat dat dan is, kan ik moeilijk uitleggen, terwijl ik het wel weet. Maar je gaat al gauw als een zeurkous klinken. Laat ik het simpel houden: mensen die nooit een boek lezen zijn andere mensen dan die dat wel doen.
Als ze het gaan hebben over `onvoldoende toekomstperspectief’, weet je hoe laat het is. Te laat. Misschien is het onvoldoende toekomstperspectief nog even onderwerp van een gesprek dat constructief wordt genoemd, maar dat is vooral een doekje voor het bloeden dat niet meer te stelpen is. De sluiting van de boekwinkels van Polare is tijdelijk. Ja ja. `Tijdelijk’ is een raar woord. Naar de bedoeling ervan is het meestal gissen. Vaak is het woord de voorbereiding op `voorgoed’.
De twee conductrices wensen me vriendelijk goedemorgen. Ik tast naar mijn binnenzak, maar ze hoeven mijn kaartje nog niet te zien. Ze gaan vrolijk pratend een eindje verder zitten. Hun gesprek hoort bij de zonnige ochtend. Het is niet druk in de trein, wat ook erg aangenaam is. Ik sla de pagina van de krant om, maar voel ineens dat er iets mis is, met mij, maar weet niet wat. Dat gevoel begon al vaag te zeuren toen de conductrices me passeerden. Dan weet ik het! Moet het anders zeggen: ik zie het. Wat zie ik dan?