Schoolreisjesgedrag. Het bericht met dit woord erin zijn de meesten van ons waarschijnlijk alweer vergeten, maar ik niet. De KNVB trof disciplinaire maatregelen tegen een scheidsrechter die zich op een trainingskamp in Turkije misdragen had. Hij was over een balkon geklommen, zoiets. En daarna door de gangen van het hotel gaan spoken. Lekker woord uit onze kindertijd: spoken. Wie deed dat niet? Groot deel van je tijd moest je gedrágen en ineens was het even mooi geweest. En dan moest je je uitleven! Lekker kéten! Spoken!
Zonderdag werden prijzen voor de beste foto’s uitgereikt, de Zilveren camera. Ik heb die foto’s uiteraard aandachtig bekeken, zeker de foto die won in de categorie Binnenlands nieuws. We zien premier Rutte de hand kussen van Kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg. Die kust moet op de rechterhand terechtkomen. Om de kus stabiliteit te geven, heeft de premier die met zijn linkerhand vast. Met zijn rechterhand drukt hij een telefoontje tegen zijn oor. Vanwege de kus kan hij op dat moment niets in het apparaatje zeggen.
Benauwende foto, gemaakt in een Olympisch complex in Sotsji: in een toiletruimte staan twee WC-potten naast elkaar. Is geen uitzondering, begrijp ik. Natuurlijk weet ik dat er wanneer het over Sotsji gaat, andere kwesties zijn om je druk over te maken, maar dat gebeurt elders in de krant. Ik maak me trouwens niet druk over die Wc-potten, ik ga alleen na wat er toch met me aan de hand is. Vanwaar die benauwdheid? Dat mannen in bijvoorbeeld cafés naast elkaar staan te plassen, is de gewoonste zaak van de wereld.
De serveerster geeft de aannemer een sigaret. Daarom mag de serveerster bij de kachel zitten die de aannemer zojuist heeft aangemaakt. Ik heb het niet gezien, maar het gebeurde in Utopia, de kunstmatige samenleving waarvan we dagelijks een verslag kunnen zien. Wederkerigheid heet zoiets. Anders gezegd: voor wat hoort wat.
Zie je, dacht ik gisteren, het is maar goed dat ik voor dit jaar geen goede voornemens heb gemaakt. Deze maandag was het weer Blue Monday, de meest deprimerende dag van het jaar. Vorige jaren stond ik er niet bij stil, nu wel. Zondagavond bereidde ik me erop voor en probeerde ik iets vrolijks te bedenken voor het begin van de dag. Maar ja, als je naar iets vrolijks zoekt, krijg je het niet meteen te pakken. Is vaak aan de hand met dingen waarnaar je op zoek bent. Daarom heet het ook `zoeken’.
Sinds het bezoek van de Franse president is het duidelijk de bedoeling dat we het over Frankrijk moeten hebben, graag met enige vertedering. Blijkbaar was er iets mis, maar dat had ik niet in de gaten. We moeten meer voor het land gaan voelen, begrijp ik. Maar dat is toch dik in orde! Ik ken veel mensen die al hun vrije tijd daar doorbrengen in huizen die ze consequent huisjes noemen. Om maar eens wat te noemen. Meestal was zo’n huisje helemaal geen huisje, maar een ruïne. Je moet toch enorm van Frankrijk houden als je die steen voor steen bewoonbaar gaat knutselen.
Een woord dat het steeds moeilijker krijgt vanwege misbruik is `spannend’. Veel te veel moet spannend worden of wordt spannend genoemd. `Spannend’ gaat hetzelfde algemene leven leiden als `leuk’. Jammer, want we gaan vergeten wat het echt betekent. Gisteren kwam er de munt waarop het gelaat van onze koning staat afgebeeld. Wat er mis was met die afbeelding, weet ik niet meer, maar er was iets mis. Net zoals met het statieportret dat er nog moet komen. Goed, die munt dus. Uiteraard kwam de koning zelf dat eerste exemplaar slaan.
Mijn volstrekte afhankelijkheid van de vakman of vakvrouw schopt telkens weer een deuk in mijn zelfvertrouwen. Ik kan een paar dingen, maar eigenlijk niks. Als er iets wezenlijks kapot gaat in mijn woning, staar ik er in doffe paniek naar. Daarna bel ik de vakman of – vrouw. Ik voel heus wel dat die me met tegenzin aanhoort en dan zegt begin volgende week een gaatje te hebben. Als het eindelijk zover is beluister ik nerveus het hoofdschuddend uitgesproken zinnetje `Nee, dat ziet er niet best uit’. Ik heb ook prima ervaringen, maar die vormen geen rode draad in mijn leven.
Mijn volstrekte afhankelijkheid van de vakman of vakvrouw schopt telkens weer een deuk in mijn zelfvertrouwen. Ik kan een paar dingen, maar eigenlijk niks. Als er iets wezenlijks kapot gaat in mijn woning, staar ik er in doffe paniek naar. Daarna bel ik de vakman of – vrouw. Ik voel heus wel dat die me met tegenzin aanhoort en dan zegt begin volgende week een gaatje te hebben. Als het eindelijk zover is beluister ik nerveus het hoofdschuddend uitgesproken zinnetje `Nee, dat ziet er niet best uit’. Ik heb ook prima ervaringen, maar die vormen geen rode draad in mijn leven.
Als ik pubers spreek of bezig zie, kost het me geen enkele moeite me te verplaatsen in die fase van mijn leven. Niets is lang geleden, die tijd dus ook niet. Soms heb ik sterk het gevoel dat ik nog niet in alle opzichten klaar ben met die periode en ik heb maar besloten dat dat niet erg is. Wel ben ik blij dat ik niet meer de hele dag in de ban van verlammende somberheid voor het raam zit, starend naar de boze buitenwereld waar ik niets wens te zoeken. Die donkere woede herinner ik me nog goed. Alleen muziek kon me effectief troosten.