Onderzoek wijst uit dat de secretaresse liever niet meer secretaresse genoemd wordt, maar assistant. In het Engels dus. Van wie komt het idee zo’n onderzoek te laten verrichten? Rimpelde er onrust in de wereld van de secretaresses? Als Zelfstandige Zonder Personeel heb ik dus helaas geen personeel, maar soms hunker ik naar een secretaresse, al was het alleen maar om te kunnen zeggen: `Wilt u dat alstublieft even met mijn secretaresse regelen?’ Mijn secretaresse.
Ben even kwijt wanneer de zomertijd ook alweer inging en ook of de klok een uur vooruit of achterwaarts moest. Mijn emotionele zomertijd begint echter vandaag, vanmiddag om precies te zijn: de damesfinale op Wimbledon. Dat is ieder jaar zo. Damesfinale en het jaar zakt in twee stukken uit elkaar. Daar kunnen de barbecue op het Binnenhof, toch altijd een ietwat ontluisterend tafereel, en de herenfinale morgen niet tegenop. Vind ik de finale heren dan niet spannend. Natuurlijk! Enorm! Maar de damesfinale heeft een andere uitstraling.
Een woord waarover ik tastend kan nadenken is `autovakantie’. Dan moet de auto waarschijnlijk onderdeel van de vakantie zijn. Zelf zie ik de auto meer als middel, maar misschien is die benadering te beperkt. Waarschijnlijk moet ik de status van mijn auto een beetje op gaan poetsen. Mijn auto is daar wel aan toe na zo veel jaar trouwe dienst. Ik lees bijvoorbeeld het aanbod (vanaf 738 euro): 11-daagse autorondreis langs haventjes van Zuid-Frankrijk.
Aan familie uit Washington legde ik uit wat komkommertijd is en terwijl ik dat deed, leek het me toch een typisch Nederlands verschijnsel: vakantie in omroepland, dunnere kranten, minder nieuws dan in de rest van het jaar (wie zorgt daar eigenlijk voor?) en algehele lauwte. Ik wist dat ik een overbodige vraag stelde, maar ik vroeg toch maar aan de familie uit Washington of ze het daar ook kenden. Nee, ze hadden wel van het woord gehoord, maar de tijd die ermee bedoeld wordt, hadden ze nog nooit meegemaakt. Ze wekten ook niet de indruk daaraan behoefte te hebben.
Misschien zijn op televisie programma’s over auto’s nog wel te doen, want dan zie je ze tenminste en ook de omgeving waar ze doorheen rijden, maar op de radio hebben ze op mij een erg saaie uitstraling. Ik luister er soms naar in de auto. Kan wel een andere zender opzetten, maar dan ben ik de vorige kwijt, en ik heb een nogal antiautoritaire autoradio, wat hij van mij heeft. Soms hoor ik iets waarvan ik opkijk. Onlangs bijvoorbeeld een autoprogramma gepresenteerd door twee mannen die elkaar niet laten uitpraten.
Toen ik eergisteren de Belgische koning zijn nogal matige afscheidstoespraak hoorde voorlezen, moest ik ineens denken aan Boudewijn Büch die al bijna elf jaar dood is. Ik vroeg me af hoe ik tijdens zo’n toespraak bij hem belandde, dacht na over de werking van herinneringen en snapte even hoe het zat. De echtgenote van de Belgische koning is ooit bezongen door Adamo. Dat lied heet Dolce Paola. Het is uit 1964. Adamo zag ik voor het eerst in het populaire televisieprogramma Voor De Vuist Weg dat werd gepresenteerd door Willem Duys. Adamo zong toen Vous Permettez, Monsieur.
Als ik lees over de mazelen en de `Biblebelt’ en wat God wil en wat niet, probeer ik het simpel te houden, want zo is alles het best te begrijpen. Vooral niet verontwaardigd doen, want dat helpt niet, bijna nooit trouwens – meestal is verontwaardiging een vorm van onmacht. Allereerst: als God wil dat iedereen alles zelf moet weten, dan moet iedereen ook alles zelf weten. Dan: als God wil dat de mens iets heeft uitgevonden om kinderen niet ziek te laten zijn, dan zal God dat wel niet voor niets gewild hebben.
Wie denkt er nog weleens aan de cabaretier Bert Klunder die zeven jaar geleden erg jong overleed? Ik wel, want ik kon zéér met hem lachen. En die mensen vergeet je nooit. In een theater in Alkmaar herdachten we hem toen, een bijeenkomst vol vrolijke melancholie. Maarten van Roozendaal zong een lied dat hij, meen ik, ter plekke bedacht. Hij somde de namen op van groepjes mensen die het leven vól maakten, en daar hoorde Bert de hele tijd bij. Zoiets. Het was zo’n simpel lied dat het nauwelijks valt samen te vatten.
Als ik zeg `mijn hele leven lang’ heb ik het over mijn leven vanaf het moment dat ik erover na begon te denken. Te groot woord, nadenken. Ik moet zeggen vanaf het moment dat ik reageerde op wat er om me heen aan de hand was. Nee, ook niet goed, want dat doe je meteen. Vanaf het moment dat ik me daar bewúst van was. Zoiets. En toen kwam ik dus min of meer onmiddellijk in de problemen, zonder dat ik iets van die problemen begreep. Later, véél later, misschien wel té laat zag ik in dat zinvol ouder worden betekende dat je veel van die problemen losliet.
Waar het was, zeg ik niet, want ik heb het gevoel dat het een plek is die geheim moet blijven. Waarom ik dat voel, weet ik ook niet. Maandje geleden was ik ergens waar ik een bevriend schrijfster tref die ik daar niet verwacht, en ik zeg wat je in zulke omstandigheden altijd zegt: `Wat doe jij hier?’ Ze lacht raadselachtig en ik merk dat ze zin heeft in dat lachje. En ik loop met haar mee naar een grote tafel waarop ik wat kindertekeningen zie liggen. Ook een paar pagina’s met tekst. Ik pak er een en dan snap ik wat hier aan de hand is: er wordt aan Het Droomboek gewerkt.