In een interview met een caféhouder uit Amersfoort lees ik dat hij jaloers wordt als hij de Engelse premier Boris Johnson nu al een pint bier aan zijn liepen ziet zetten. Heb ik ook gezien, op een foto of in het journaal, en dat is inderdaad een aantrekkelijke manier van bier drinken, waarbij ook de grootte van het glas een rol speelt, een pint, lekker formaat. Ook zet hij het glas goed aan zijn lippen, hij is het gewend: de lippen bereiden zich voor op de eerste slok. Ik drink nauwelijks bier, maar heb dat ooit intens gedaan en ik ken de smaak van de eerste slok.
Als je het over onze premier hebt moet je er in deze tijd eigenlijk altijd bij zeggen dat hij demissionair is, maar dat weten we onderhand wel. Tijdens zijn teleurstellende persconferenties zegt hij, onze premier dus, haast iedere keer dat iedereen in de gezondheidszorg zich het snot voor de ogen werkt. Is verder niet belangrijk, maar ik vind het een onaangename uitdrukking. Mart Smeets roept het soms over een wielrenner die op het kookpunt van een bergetappe aan kop gaat: hij fietst zich het snot voor de ogen. Misschien heeft Mart die zegswijze zelf bedacht.
Toevallig keek ik op en zag mijn buurman het huis passeren, in grote haast, wat uitzonderlijk is, want hij is altijd in de ban van onwaarschijnlijke rust. Hij ziet dat ik hem zie, en maakt een prikbeweging bij zijn rechter bovenarm.
Aan Lee Towers denk ik haast nooit. Als ik hem zie en hoor, denk ik: sympathieke man, als de hele wereld uit Lee Towersen zou bestaan, hoefde er nergens militair worden ingegrepen. Zijn repertoire vind ik niet te doen, maar dat ligt aan mij. Als hij uit beeld is, blijft er geen spatje van hem hangen in mijn gedachten, zelfs als ik hem heb zien huilen, wat dikwijls voorkomt wanneer hij geïnterviewd wordt, in principe ook sympathiek.
Als mensen beetje plechtig proberen te praten, wat bijvoorbeeld politici van harte doen, hoor ik ze vaak zeggen dat ze afwegingen maken, liever dan “Ik moet er nog over nadenken”. Zelf heb ik nog nooit beweerd dat ik afwegingen maak, heb zelfs nooit beseft dat ik dat aan het doen was. Tot eergisteren toen ik enorm verkouden wakker werd en niet snapte hoe dat kwam, misschien door een tochtige droom. Op het moment dat ik me nog even wilde omdraaien, schoot fel door me heen: corona!
Nog even. Dat zeggen we deze dagen vaak tegen elkaar: nog even. Zo vaak dat ik niet meer weet hoe ik erbij moet kijken. De versoepeling, daar gaat het dan over. Net alsof die het begin is van een nieuwe tijd. Misschien is dat ook even zo, maar hoe lang duurt het voordat we die weer als de normaalste zaak ter wereld beschouwen? En hoe lang duurt het voordat we ons afvragen hoe het ook alweer was, die coronatijd? Dat we ’s avonds niet naar buiten mochten! Niet naar een restaurant konden! En een van de allerergste kwesties: dat we niet mochten knuffelen!
“Heb je al gebéld? Je kunt gewoon bellen, hoor.” Gaat over de GGD. Vaccinatie. Mensen zeggen dat ik moet bellen want er is altijd wel `een plekje vrij’, waarmee bedoeld wordt dat er vaccins over zijn, en die moeten natuurlijk wel ergens in, in mij bijvoorbeeld.
Er wonen best veel mensen in Den Haag, ook dames en heren, maar als we het over de dames en heren in Den Haag hebben, bedoelen we de politici, vooral de prominente. Uit hun contacten met de media blijkt dat ze nu eerst rust willen, de heer Hoekstra heeft het over afkoelen. Een van de interessantste heren in Den Haag is de komende tijd de heer Segers. Hem wordt verweten dat hij de heer Rutte een Judaskus gaf, afgelopen zaterdag, dus nog voordat iedereen afgekoeld tot rust was gekomen.
Gisteravond keek ik niet naar het programma Het mooiste meisje van de klas. Ik weet dat het fascinerend kan zijn, maar van al die uitzendingen zag ik tot nu toe soms alleen een fragment. Vind het te confronterend. In de klassen waarin zat, op de lagere en middelbare school, waren geen meisjes. Jongensscholen immers, katholieke.
Zaterdag koop ik doosje wijn in een loeidrukke, coronaloze supermarkt. De kordate caissière zegt: “U ben boven de 18, zie ik.” Ik zeg: “Net.” Zij: “Dacht ik al.” Even zoek ik naar een reactie, maar ik laat haar de laatste slag. Drie slappen grappen binnen nog geen 5 seconden. We weten dat het grapjes van niks zijn, maar toch vinden we het prettig ze te maken. Dat soort flinterdunne saamhorigheid is soms nuttig.