Hier om de hoek is een winkel met uitsluitend lelijke dingen. Daar is warme belangstelling voor, anders zou die er niet zijn. Ik probeer over dit verschijnsel een mening te hebben, maar krijg die niet paraat. Wat er in de etalage van die winkel staat, valt wonderlijk genoeg meestal wel mee. De laatste weken zijn het alpaca’s, grote, kleine, met hoedjes op, enzovoort. Ik had weleens een alpaca gezien, maar wist niet dat die zo heette. Wat ik wel wist, omdat ik het zag, is dat de alpaca familie van de lama is.
Sinds een paar maanden is de vertrouwde pakjesbezorger weer terug in de buurt. Hans. Een periode was de dienstverlening wisselend, bijna allemaal aardige mannen en vrouwen, daar niet van, maar een vaste zorgt toch al gauw voor vertrouwdheid in verwarrende tijden. Altijd veroorzaakt een pakje een kort gesprek. Hans geeft me er een voor de buurvrouw en ik zeg: “Jammer dat het niet voor mij is.” Een zinnetje van niks dat de vroege ochtend toch in beweging brengt.
Soms moet ik een open deur nog wat verder open zetten. Komt door verbijstering. Of verontrusting. Of allebei. Dit weekend zat ik aan een eettafel waar een gesprek begon met: “Zeg, ik zag dat je in Barcelona was. Je maakte het wel bont. Wie was die vrouw trouwens? Ja, met dat uniformjasje?” Ik voel me geremd door mijn achterstand en vraag niet: “Waar hebben jullie het over?” Zij weten dat immers zonder dat ze het erover gehad hebben. Facebook! Daar doe ik niet aan, niet omdat niet mee wil doen met deze tijd, maar ik heb al genoeg onrust aan mijn hoofd.
Gisteren was de laatste dag van de Huishoudbeurs, RAI Amsterdam. Duurde een week. Hoe lang is het geleden dat je daarvan in bijna alle kranten foto’s zag? Lachende vrouwen in meestal degelijke jassen die een product omhoog hielden dat tot dan nog onbekend was en het werk in het huishouden vergemakkelijkte. Mij staat bij een spons om ruiten te reinigen, aan de binnenkant van de ruit te bedienen, met als geheim een sterkte magneet.
Altijd wil ik dat de stilte in de wachtkamer van de huisarts iets met me doet, alleen weet ik niet wat. Ik probeer in gedachten verzonken te raken, maar als ik om me heen kijk lukt dat niet. Natuurlijk kan ik mijn ogen sluiten, maar dan is de kans groot dat ik in slaap val, en het lijkt me sterk ontregelend om gewekt te worden door de huisarts of een van mijn medepatiënten.
Je hebt het niet altijd in de gaten, maar als je je ergens aan ergert, erger je je ook aan jezelf. Omdat je het niet in de gaten hebt, weet je niet waarom. Volgens mij omdat je niet goed kunt omgaan met wat er gebeurt, met wat je omringt. Ik kijk naar mezelf, want dan moet je ook vaak doen: eerst naar jezelf kijken.
Wanneer ik de kleine kiosk op het perron van station Alkmaar binnenloop, zie ik het meteen: de vrouw achter de toonbank heeft ontzettend veel zin in de tijd die ze daar doorbrengt. Misschien kom ik op de verkeerde plekken, maar ik maak zoiets niet vaak mee. Meestal moet ik zelf mijn best doen iets vrolijks te geven aan de paar momenten die we met elkaar doorbrengen. Van chagrijnigheid kan ik zelfs soms vaag chagrijnig worden en dat wil ik niet, dus beschouw ik het telkens weer als een uitdaging een lach op het gezicht van de ander te krijgen.
Iemand ongevraagd een nekmassage geven is linke soep. Hoe zou ik dat vinden? Dus: ben aan het werken, voordat ik aan mijn bureau ging zitten heb ik narrig geklaagd over pijn in mijn nek en ineens, terwijl ik boven notulen aan het gapen ben, is er een nekmassage, ongevraagd.
Gisteren was ik van het station op weg naar huis toen ik beseft dat ik vergeten was uit te checken. Dus snel even terug. ‘Uitchecken’ is een woord dat ik met tegenzin gebruik. Inchecken ook. En het moet met de ov-chipkaart en de naam van de kaart spreek ik ook niet graag uit, vooral als ik merk dat ik die niet bij me heb: “Ik ben mijn ov-chipkaart vergeten.” Bij zo’n zinnetje verschrompelt mijn goede humeur.