Terwijl de kleine wereld langzaam wit en zachtmoedig werd, passeerde ik een winkel die mijn aandacht trok. Dat merkte ik toen ik er voorbij was. Zo’n uitgestelde reactie heb ik vaker. Ook bij mensen. Dan denk ik: maar die ken ik toch? En dan draai ik me om en is de persoon die ik misschien kende, alweer bezig uit het zicht te verdwijnen. Kan best zijn dat die zich nooit meer in mijn leven vertoont. Wát als ik op mijn qui-vive was geweest, hartelijk had gelachen en gezegd: “Dát is lang geleden”?
Vaak krijg je optimisme cadeau. Je moet er alleen voor zorgen dat je merkt dat het gebeurt. Soms laten we te veel zomaar gebeuren. Daar verzet ik me tegen, want niets gebeurt zomaar. Vandaag begint februari, het jaar komt op gang, gisteren was de laatste dag van januari. Veel mensen vinden januari een verschrikkelijke maand. Dat zeggen ze ook om de haverklap: “Januari is een verschrikkelijke maand.” Als je zoiets maar vaak genoeg zegt, is het ook zo, want dan hebben woorden ervoor gezorgd dat je niet beter weet. De kracht van woorden heeft voor- en nadelen.
Op de fitnessclub ben ik meestal in de vroege ochtend, ook nu ik door een blessure één arm matig kan gebruiken. Er is echter nog genoeg lichaam over. Doe het niet van harte, maar heb er baat bij, al kan ik die baat moeilijk uitleggen. In de ochtenduren zijn het vooral leeftijdgenoten die ik om me heen zie. Ik kijk niet graag naar ze, maar wil mezelf ook liever niet bezig zien. Wel voel ik licht medelijden met coaches. Paar jaar fanatiek op de sportacademie gezeten en dan krijg je dit, mensen zoals ik, aan wie, zoals dat heet, weinig eer valt te behalen.
Iedereen kijkt naar me: er zullen weinig mensen zijn die dat schurende gevoel niet kennen. Het is ook de titel van een boek van Melissa Dahl, een boek over schaamte. Er staat veel belangrijks in en het allerbelangrijkste is dat schaamte zin heeft. Het hoort bij je ontwikkeling. En dit leidt naar wat nog belangrijker is dan het allerbelangrijkste: dat je moet leren om jezelf te lachen, dat humor alles lichter maakt.
Voor de Rijksoverheid heb ik diep respect. Je kunt het niet zomaar Rijksoverheid zijn en blijven. Toch probeer ik mijn contact ermee zoveel mogelijk te vermijden. Ik word er altijd erg gespannen van.
Als je je hand en halve arm in het gips hebt, mag je niet autorijden. Misschien kan het ook wel niet, maar dat heb ik niet geprobeerd. Veel is door dat gips lastig, dit ook. Bijvoorbeeld wanneer ik voor mijn werk in een cultureel centrum moet zijn in een plaats waar geen station is. Er rijden altijd bussen, maar tussen het streekvervoer en mij botert het niet vloeiend. Lopen is niet altijd een optie. Vorige week, hoge noorden des lands, was de afstand tussen het station en het cultureel centrum 15 km en dat is op een avond vol natte sneeuw veel.
Ooit had ik een stuk of tien fotoboeken. Een binnenbrand heeft daar een einde aan gemaakt. Bijna twintig terug. Ik heb geleerd me die foto’s te herinneren, niet allemaal natuurlijk, maar wel de beelden die van momenten van lang of kort geleden opnieuw een gebeurtenis maken. Ja, het lukt me me te concentreren op foto’s die er niet meer zijn. We plakken foto’s niet meer in albums. Ze houden zich op in computers en mobieltjes. Ze zijn oproepbaar, natuurlijk, maar het is toch anders dan met albums die je voor je op tafel legt. Vluchtiger.
Bij heel veel denk ik: dat gaat zomaar niet. Vooral als ik iets wil waarvan ik denk dat het eenvoudig is. Ik ben in de lampenwinkel om een lamp te kopen, een duidelijke gang van zaken. Achter de toonbank staat een jonge man met van die ingevette stekeltjes. Die haardracht kan me in principe niets schelen, maar wijst er altijd op dat we twee werelden zijn, waartussen zich een brede diepe kloof bevindt. In de telefoonwinkel maak ik meteen rechtomkeer.
Alles wat in de krant staat neem ik serieus. Ik lees niet alles, maar over wat ik lees denk ik meestal even na, want niets staat er zomaar, want niets gebeurt zomaar.
Terwijl de fysiotherapeut me maandagavond in vorm kneedde, kwamen er een stuk of wat afzeggingen binnen voor de dag erop, inmiddels gisteren. Het waren patiënten van buiten de stad, die gealarmeerd door de voorspelde sneeuw, het zekere voor het onzekere namen. Ze kwamen immers per trein, en de NS had een aangepaste dienstregeling aangekondigd. De fysiotherapeut zei een vrije dag te overwegen en ook dat het een betrekkelijke nieuw verschijnsel was, niet de vrije dag, maar de invloed van code geel.