Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Los

Wanneer ik mijn straat in fiets, moet ik uitwijken voor een ander fietser, een jonge vrouw die nogal stamelend aan het verkeer deelneemt. Geeft verder niet, veel gebeurt niet expres. Ze verontschuldigt zich bovendien, in het Engels met een zwaar Spaans accent. Op de stoep staat een man, ook voorin de twintig, die liefdevol naar haar kijkt, bijna teder. Hij zegt: “Ze fietst vandaag voor het eerst.”
Je staat er niet bij stil dat er mensen zijn die niet van jongs af aan met de fiets vertrouwd zijn. Waarschijnlijk komt ze van ver weg in de wereld. Kan zijn dat daar helemaal geen fietsen waren.
Ze kijkt vrolijk gespannen, ik steek mijn duim naar haar omhoog, ze lacht een lach uit duizenden.
Ik denk terug aan de dag waarop ik het leerde, van mijn vader, een zonnige namiddag. De hele gang van zaken staat me niet meer bij, wel dat hij met een zekere trots met me aan het werk was. Hij bracht veel tijd door in zijn studeerkamer, leefde vooral in zijn hoofd, maar nu rende hij naast me, zijn zesjarige zoon op een gloednieuwe, zeer blinkende fiets.
En ineens, ja, ik geloof dat het ineens was, kon ik het. Mijn vader had een duw gegeven tegen de achterkant van het zadel, ik stel me een zwierige beweging voor, een gebaar waarvan ik nu denk dat hij dacht: ik laat je los. Mijn kleine wereld werd plotseling minder klein.
Terug naar gisteren, ook een zonnige namiddag. Ik ben bezig met het slot van mijn fiets als de vrouw van zojuist passeert. Ze kan het ook. Ze is de hele straat door gefietst, met een kaarsrechte rug. Weer lacht ze naar me. 
Op de hoek van de straat stopt ze en stapt af. Naar haar zwaaiende vriend aan de andere kant roept ze: “Waar moet ik nu heen?”
Enorm belangrijke vraag!