Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Veertje

Zal vast bij de woorden van het jaar 2024 gaan horen: treinrukker. Ik reis vaak per trein, maar ik heb er nog nooit een gezien. Kan zijn dat ik niet goed heb opgelet, meestal zit ik te lezen of staar ik naar buiten, diep in gedachten verzonken. Ben trouwens blij dat ik dat er nog niet mee ben geconfronteerd, want ik zal het een allesbehalve fascinerend tafereel vinden. Ik kan best avontuurlijk denken, maar hier ontgaat me wat er aantrekkelijk aan is. Voor de treinrukker zelf dus. Ja, je moet het uitdagend vinden mensen met je gedrag lastig te vallen.
Ik heb niet alles omtrent het verschijnsel gevolgd, maar ik neem aan dat het strafbaar is, net zoals exhibitionisme dat als seksueel geweld wordt beschouwd. Nu vind ik dat we niet al te veel strafbaar moeten maken, bekertje lauwe koffie eroverheen lijkt me ook een prima maatregel. 
Ik raak ineens verzeild in een herinnering aan een man die in mijn kindertijd dagelijks ons huis passeerde. Hij had een leverkleurige regenjas aan, ook als het mooi weer was en warm, en op zijn hoofd stond een groen hoedje waaruit een bescheiden veertje stak. Mijn moeder zei over hem: “Een aparte man.” Zo typeerde ze mensen weleens. Soms vroeg ik wat ze daarmee bedoelde, vaak ook niet, want ik kon niet tegen het zinnetje: “Dat leg ik je later wel uit.”
Op een zaterdagochtend begreep ik het. Hij stond voor het grote raam van zijn woning, tweede etage van een flatgebouw. Hij had alleen zijn leverkleurige regenjas aan, verder niets, wat ik kon zien omdat hij die jas opende.
Ik vertelde het thuis en zei dat ik het raar vond dat hij binnenshuis een regenjas droeg. Mijn moeder schudde haar hoofd: “De mens is een raadselachtig wezen.” Snapte ik, geloof ik.