Als je vanaf Bordeaux via de grote autoweg Spanje binnen rijdt, denk je misschien 100 kilometer dat je in een geweldig goed georganiseerd en zeer welvarend land bent beland. Dat is niet zo, weet iedereen die wat verder doorrijdt. In het begin is alles dik in orde. En prachtig, maar dat is de rest van Spanje ook.
Soms moet je een gesprek met een wildvreemde voeren, alleen maar omdat je in een situatie bent beland waarin jullie toevallig samen zijn. Je bent beleefd, de wildvreemde ook, er is tijd te doden, de stilte moeilijk te verdragen, kortom allerlei redenen om geluid te maken. Het kan gebeuren dat het gesprek een kant opgaat waarin je helemaal geen zin hebt. Als de wildvreemde geen wildvreemde was, maar een vriend of een kennis, dan kon je er iets aan doen. “Ho, ho,” roepen bijvoorbeeld. Of: “Je weet dat je daarmee niet bij mij aan moet komen.”
Was het vorig jaar of het jaar daarvoor? Minister Plasterk had tijdens zijn vakantie een baard laten staan en zorgde ervoor dat die door iedereen gezien werd. In interviews kwam de baard aan de orde: of de baard een betekenis had? Was niet zo, Plasterk had zich gewoon een maand of iets langer niet geschoren. Daarom zag hij eruit als kabouter Plop. Toen de baard in alle media was getoond, haalde de bewindsman de baard er weer eraf. Einde verhaal, niets aan de hand. Thierry Baudet laat ook een baard staan en dat blijft zo totdat er een nieuw kabinet is.
Om redenen die misschien interessant zijn, maar die ik niet kan uitleggen, bezocht ik eergisteren in het zuiden van Frankrijk een protestante kerkdienst. Protestant is misschien een iets te vage aanduiding, maar ik kan er niet meer van maken. Het was de vierde in mijn leven. De laatste keer was lang, lang geleden.
Graag zoek ik overal de zin van. Zojuist stond ik in het zuiden van België ongeveer drie uur in de file. Zo lang overkomt me niet vaak. Daar begint het zoeken van de zin al: als je het bijna nooit meemaakt, waarom nu wel? Zo’n vraag doet iets.
Tijdje geleden verloor ik een bril. Had ik niet op, maar zat in een brillendoos in de zak van mijn colbert. Gek dat ik niet meer weet waarom ik twee brillen bij me had, dus een op mijn neus, de andere in mijn zak. Moest ergens heen fietsen en had haast. Wil ik zo min mogelijk, haast hebben.
Van het vroege begin van de dag houd ik zeer. In het prille dagelijks leven hangt een stilte die inspirerend is: straks gaat er weer van alles gebeuren, welke gebeurtenis breng je zelf op gang? Met de ochtendkranten ga ik soms in een café zitten dat om een uur of zeven opengaat. Er klinkt nog geen harde muziek en er zijn meer mensen als ik, met kranten en koffie voor zich en een tosti bij wijze van ontbijt.
Soms is vertellen dat iets is mislukt bijna even erg als de mislukking zelf. Merkte ik tijdens mijn middelbare schoolperiode als het uit was met een meisje, wat er in die dagen vaak aan de hand was. Mijn moeder had al een paar keer de ergste vraag aller vragen gesteld: “Is er iets?” Later begreep ik dat ze dan al lang wist wat er was gebeurd, maar ze wilde zelf niet als eerste de naam van het meisje noemden. Maar goed, ik moest het natuurlijk een keer vertellen en terwijl ik dat deed, kreeg het verdriet een nog grotere omvang dan voorheen.
Paar dagen geleden hoorde ik een kennis zeggen: “Ik ben niet zo barbecuemens.” Ze sprak die woorden niet luchtig uit, nee, doodernstig. Wat zeg je over jezelf als je beweert niet `zo’n barbecuemens’ te zijn? Ik ben ook niet `zo’n barbecuemens’. Niet dat ik er veel op tegen heb, maar als het eetevenement niet doorgaat, heb ik daar allerminst klachten over.
Er zijn ontzettend veel boeken over geschreven en toneelstukken, en films over gemaakt, over het verlangen of streven naar iets of iemand zonder dat het wordt ingelost. Soms duurt dat verlangen of streven wel een leven lang of een groot deel van het leven. Misschien is het verlangen of het streven veel belangrijker en spannender dan wanneer het werkelijkheid wordt. Je verzint er bijvoorbeeld van alles over. Dat verzinnen begint met `Stel dat ik…’ en dan droom je een beetje weg.