Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Bokken

Nooit gedacht dat ik er nog eens aan zou denken, aan de gymnastiek vroeger op school. Gisteren hoorde ik op de radio dat een oud-gymnastiekleraar pleitte voor nieuwere toestellen in de gymzalen. Blijkbaar beschouwde hij de oude als een probleem. Zocht hij zelf de publiciteit op? Misschien gebeurde het toevallig. Toen ik ervan hoorde, hield ik even mijn adem in. En terwijl ik dat deed zag ik ineens weer alles voor me. De veel te kleine kleedkamer waarin je na afloop alleen je voeten kon wassen, ongetwijfeld omdat de geur ervan nogal agressief kon zijn. Maar vooral de grote, hoge gymzaal, met de klimrekken aan de wand. Vaak wist je meteen wat je te wachten stond: dan stonden er twee bruggen klaar. Of bokken, waarachter dikke matten lagen. Of die enorm zware ballen, waarmee je naar elkaar moest gooien, eerst links en daarna rechts opvangen. We waren trouwens al bekaf voordat we die gymzaal binnenkwamen, want eerst hadden we een rondje langs drie voetbal- en hockeyvelden moeten lopen, hard uiteraard. Ik heb het over mijn middelbare school. En als we iets hadden gedaan wat niet deugde, werden het twéé rondjes. Natuurlijk was het hartstikke gezond, maar ik besefte gisteren dat ik het allemaal ver weg in mijn herinneringen had opgeborgen. Mijn verzet van toen kwam voort uit de verwachting dat ik mezelf ernstig zou beschadigen, vooral als ik hoog in het touw was geklommen of in de ringen een vogelnestje maakte. Tijdens de laatste handeling dacht ik dat woord voor woord: `Ik-maak-nu-een-vogelnestje. En nu denk ik: waarom kon ik me toen niet lekker laten gaan: hup, die bok over, soepele koprol over de mat en dan een kwiek sprintje trekken naar het volgende toestel. Nee hoor, ik stond of lag of hing alleen maar tegen de klippen op te fantaseren dat ik daar niet was, maar lekker buiten waar het niet naar zweet rook. Hoezo trouwens nieuwere toestellen? Bewegen is toch bewegen?