Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Buiten

Paar dagen geleden was er in Breda een vergadering van de plaatselijke afdeling van de SP en die liep uit op een knokpartij. Vergadering natuurlijk geschorst. Landelijke leiding beraadt zich over de Brabantse afdeling. Goed! 
Ik las ook de details en die waren aantrekkelijk, maar wat ik nu wil zeggen is dat ik van sommige woorden vrolijk word: knokpartij bijvoorbeeld, maar dan wel een knokpartij op een vergadering. Men gaat op de vuist, onhandig, machteloos en potsierlijk, een paar minuten een spiegel van hoe de mensheid eraan toe is.
In het artikel over de SP-vergadering kwam ik nog een woord tegen waarvan ik net zo vrolijk word: vechtersbazen. Hoort bij kinderlijk gedrag. Of bij een conflict tussen huisdieren. 
In mijn leven heb ik vaak voor iets gevochten, voor een ideaal of mijn werk, maar dat was zonder gebruik van mijn vuisten. Die zet je in als je vechtersbaas bent.
Op de lagere school was ik voor het laatst af en toe vechtersbaas, soms kon het niet anders. Ik was lang (nog steeds een beetje), had haar dat iedereen rood haar vond, en vrij vroeg een bril. Het was dus: Hé rooie schele. Het was: Is het koud daarboven? Het was:  Hé lange, spring eens op groen! Was het erg? Viel mee, maar iemand moest er niet eindeloos mee doorgaan. Dan werd ik vechtersbaas, mijn tegenpartij uiteraard ook. De onderwijzer (`meester’) haalde ons uit elkaar. Plaats van handeling: de speelplaats. 
In de klas zei de meester even later: “Willen de twee vechtersbazen naar voren komen?” Moesten we elkaar een hand geven. We vermeden het elkaar daarbij aan te kijken. Nee, ik keek naar buiten, naar de bossen in de verte, naar de geheime wereld die daar was, in zacht, door de bomen gefilterd zonlicht.