In de Pers
Recent
Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd
Denksport
Van sommige problemen ben ik me maar vaag bewust. Bijvoorbeeld van de onrust die er leeft in de wereld van de denksporters. Toen ik kind was, maakte het woord `denksport’ grote indruk op me. In de vriendenkring van mijn ouders bevond zich een befaamd schaker, een wat stille man die in een andere wereld leek te leven. Hij had ook altijd donkere, iets te krappe kleding aan. Ik sloeg hem met ontzag gade en voelde een verbondenheid die ik pas later begreep. Als tienjarige damde ik soms met een buurjongen, van wie ik nooit won. Nooit voelde ik dat ik dan doende was met sportbeoefening. Later ging ik schaken en dat sprak me meer aan. Ik werd er helaas niet goed in en dikwijls zat ik versteend door faalangst naar het bord te staren. Als ik dan met een zet kwam, na daarover tien minuten te hebben nagedacht (echte schakers vinden dat waarschijnlijk niet lang) en mijn tegenstander een rare, ijdele glimlach liet zien, hoorde ik mezelf een dierlijk geluidje uiten. Toch fascineerde het spel me. Ik heb het al twintig jaar niet meer gedaan. In mijn omgeving houdt niemand zich daar nog mee bezig. Geen tijd, veel te veel andere dingen aan de hoofden. Als ik erover begin, zeggen ze dat het `wel een grappig idee’ vinden, maar we weten hoe het gaat met grappige ideeën. Die kun je net zo goed meteen doorspoelen, terwijl denksport ons allemaal goed zal doen. Schaker Hans Böhm wil schaak- en damborden in de stiltecoupés van treinen. Grappig voorstel, maar die stilte hebben we juist nodig voor iets wat aan denksport voorafgaat.