Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Droom

Je hoort vaak dat mensen die aan het sterven zijn, hun leven `als een film’ aan zich voorbij zien trekken. Dat we dat weten komt uiteraard doordat het door sommigen kon worden naverteld. Ik lees een artikel over een van de helden uit de Thalys van Amsterdam naar Parijs, op 21 augustus. Het is de Frans-Amerikaanse docent Mark Moogalian. Hij stortte zich op de terrorist, maar die schoot hem neer met een pistool. Mark Moogalian ligt nog steeds in het ziekenhuis en vertelde aan een Franse krant, dat hij toen hij gevallen was, dacht dat alles voorbij was en `aan een soort droom’ begon. Dat is misschien wat er tijdens de laatste momenten van je leven overblijft: een soort droom. Hij zegt: `Ik was niet meer in de trein. Ik zag een houten huis, wit geverfd, zoals in mijn kindertijd, Ik zag mijn moeder, die ik twee maanden geleden heb verloren, met haar jarenzestigbril.’  Deze beelden raken me. Het kan waarschijnlijk niet anders dat je in die `film’ of `droom’ je moeder tegenkomt. Met haar begon immers alles. Paar keer schreef ik over die laatste momenten. Ik maakte ze niet mee, maar vraag me wel af wat voor momenten het zijn. Misschien niet de spectaculaire of succesvolle of avontuurlijke, maar juist kleine momenten die de sfeer en de kleur van je leven bepaalden. Het lijkt me goed, zelfs verhelderend daarover te mijmeren. Dat deed ik zojuist en ik zag me terwijl ik blij de wijde wereld in wilde trekken. Ik was net vier jaar oud en had me verstopt in de kar van de melkboer. Heette zo’n kar niet `elektrische hond’? Op het station van Nijmegen glipte ik eruit. Het was geen grote afstand die ik als verstekeling had overbrugd, maar ik was op weg. Voor het station vroeg ik me af: wat nu? Die vraag werd beantwoord door een ontzettend aardige politievrouw. Aan haar zachte hand liep ik weer naar huis. In de deuropening stond mijn moeder die stralend lachte met tranen in haar ogen.