Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Echt

Een groot deel vaan mijn leven breng ik door me dromen. Bedoel ik niet dagdromen. Doe ik óók, maar ik heb het gevoel dat ik die in de hand heb en bovendien kan ik altijd zeggen: zo, nu weer naar de orde van de dag. Die orde is er immers altijd ook en daarvan blijf ik me vaag bewust terwijl ik dagdroom.
Ik heb het nu over de andere dromen. Bij mij zijn die er altijd meteen, ik hoef maar even te slapen. Het komt niet zo vaak voor, maar soms sluit ik overdag `voor ’n momentje’ de ogen. Deskundigen zullen zeggen dat het niet kan, maar volgens mij droom ik al binnen een paar seconden.
Zaterdag scheurde ik uit De Volkskrant een artikel over dromen, terwijl ik wist dat ik het pas over een tijdje lees. Dat soort informatie schuif ik altijd voor me uit, waarschijnlijk omdat het over iets gaat waarover ik zo lang mogelijk het mijne wil blijven denken. Toen ik dat stuk uit de krant scheurde, zag ik wel een zinnetje staan dat ieder van ons tientallen keren heeft gehoord. Hier is het een moeder die het tegen haar zoontje zegt – de jongen is net gillend wakker geworden: `Het is maar een droom. Het is niet echt.’ Is geruststellend bedoeld, maar zijn die woorden waar? Een droom is toch ook echt al is het maar een droom.
Natuurlijk weet ik dat wanneer je in een droom met je auto tegen een boom rijdt, de schade kleiner is dan wanneer je dat in `het echt’ doet, maar toch ben je wel tegen een boom gereden. Denk ik.
In de trein werd ik laatst wakker gemaakt door de conducteur die mijn vervoersbewijs wilde zien. Ik hoorde dat ik iets zei, maar niet wat. Dat vroeg ik dus. De conducteur antwoordde `U zei: ik ben mijn beer kwijt.’ Ik knikte. Ja, die ben ik kwijt. Al heel lang.