Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Flits

Over de atoombom werd in mijn vroege jeugd met angstig ontzag gesproken, door mijn ouders en hun vrienden. Wát als die niet op Hiroshima was gevallen? Hoe zag de wereld er dan uit? 
Hiroshima leek me ver weg, niet alleen qua afstand, maar ook in de tijd. Ik vroeg natuurlijk hoe erg die bom was, vaker, en altijd was het antwoord dat er dan niets meer over was. Uit boeken over de oorlog kende ik de foto’s van gebombardeerde steden, maar die ellende stelde niets voor bij wat de atoombom kon aanrichten. In mijn bedje lag ik met ingehouden adem te beseffen dat die bom nog steeds bestond, dat er niet één exemplaar van was gemaakt dat ze op Hiroshima hadden gegooid.
Afgelopen dagen las ik weer het boek `Hiroshima’ van de Amerikaanse journalist John Hersey. Hij schrijft over zes overlevenden, over wat ze die ochtend aan het doen waren, vóór kwart over acht. Het waren alledaagse handelingen, van die dingen waarmee je ’s ochtends bezig bent. Ik had het boek al eens gelezen, dus ik wist wat ik opnieuw ging lezen, maar toch voelde ik weer die ontregelende spanning omdat ik me woord voor woord bewust was van het onbeschrijfelijke geweld dat dadelijk een einde maakte aan dat kalme ochtendleven. Mevrouw Nakamura die door het raam naar haar buurman keek en ineens werd `alles in een flits witter dan het witste wit dat ze ooit had gezien’.
Hersey schrijft ook over hun levens daarna.
Andere dringende vraag uit mijn kindertijd was of een atoombom zomaar op ons terecht zou kunnen komen. Mijn vader zei: “Niet zomaar, hoop ik.” Hij pakte een folder die op zijn bureau lag. Daarin stond wat we moesten doen als het toch gebeurde: in de gangkast onder de trap schuilen, meen ik me te herinneren.