Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Geur

Zelfbeheersing kan een mooi iets zijn. Er verscheen onlangs een interessant boek in het Nederlands over een oud onderzoek van de Amerikaanse psycholoog Walter Mischel. Kleuter wordt alleen achtergelaten in een kamer voor een tafel waarop een bordje met één marshmallow erop, of een ander snoepje - het boek heet `De marshmallow-test’. Als het de kleuter lukt het snoepje te laten liggen, krijgt hij er nog een. De kleuters van toen zijn gevolgd, ze werden volwassenen en de volwassenen die zich destijds konden beheersen, gaat het in veel opzichten beter dan die dat niet konden, in huwelijk, beroep en geestelijke gezondheid. Ik ga kort door de bocht, maar hier komt het ongeveer op neer. Bij mij ging het qua zelfbeheersing rommelen na mijn kleutertijd, op de lagere school. Het was een school met zes klassen, dus ook zes klaslokalen, en toen ik in de hoogste zat, moest ik na tienen de zes leerkrachten van koffie voorzien. Was een erebaantje. In een keukentje bereidde ik de koffie in een kloek apparaat, verdeelde die vervolgens over zes kopjes en daarna legde ik zes koekjes op een schoteltje. Die haalde ik uit een grote doos van Verkade, zo’n doos die je nu soms in bric-à-brac-winkels ziet. Die doos was een probleem waarmee ik niet uit de voeten kon, maar blijkbaar was het niet opvallend dat ik me niet kon beheersen. Ik viel door de man in de decembermaand, speculaastijd immers, en speculaas heeft een gezellige geur. Toen ik de onderwijzer van mijn klas, tevens hoofd van de school, de koffie overhandigde, keek hij me borend aan vroeg: `Wat ruik ik?’ Ik probeerde die vraag te beantwoorden en verdwaalde in een smoes die zo dom was dat ik die niet meer weet. De ander zei niets, vertrok geen spier en draaide zich om. Deze reactie hakte erin. Het is nu vijftig jaar later, maar het is net alsof dat niet zo is. En hoe het met me gesteld is, weet ik ook niet altijd. Eigen schuld.