Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Gewicht

Wachtkamers van zorginstellingen vind ik moeilijke plekken. Het is de gespannen onrust die er heerst. Die is begrijpelijk, niemand zit daar van harte. En dan natuurlijk de stilte die er soms voor zorgt dat je niet meer weet waar je jezelf moet zoeken. Die stilte is wat mij betreft wenselijk, want een wachtkamer wordt helemaal moeilijk als iemand hard tegen je aan begint te praten, zeker wanneer het gaat om de redenen van het bezoek aan de zorginstelling (“Ineens had ik allemaal zweren! Je wilt niet weten waar! Allemaal zweren!”)
Gisterochtend ben ik in het gebouw waar de groepspraktijk is van vijf tandartsen, met evenveel mondhygiënisten (m/v/x). Die wachtkamer daar is best groot, maar je bent er sinds maart vorig pas zo laat mogelijk welkom. Toch zitten er altijd een stuk of tien hulpbehoevenden.
Het is nog vrij vroeg op de dag, de stilte in zo’n ruimte is dan nog intenser en drukkender. Er komt een jonge vrouw binnen die hartelijk naar me glimlacht wanneer ze tegenover me is gaan zitten. Ik glimlach even hartelijk terug, maar ze moet aan me zien dat ik even niet weet waaraan we die glimlach verdiend hebben. Met haar rechterarm maakt ze een sportieve beweging, net alsof ze een klein gewicht in haar hand heeft. Ah, ik zie het, ik ken haar van de sportschool, maar ja, daar heeft ze een heel ander uiterlijk, in een dynamisch sportpakje en met strak haar.
Ik zeg, het is eruit voorat ik er erg in heb: “Ik herkende je niet met kleren aan.”
Deze bekentenis klopt niet helemaal, op de sportschool heeft ze ook kleren aan, maar ze begrijpt wat ik bedoel. Ze lacht weer en verdiept zich vervolgens ernstig in haar mobieltje.
Dan zie ik pas dat iedereen naar me kijkt en ook naar haar.