In de Pers
Recent
Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd
Jas
“Wat kunnen ze tegenwoordig toch veel, jongen.” Mijn moeder zei het vaak, de laatste jaren van haar leven steeds vaker. Ze zei het altijd met trotse blijdschap. Ze maakte immers deel uit van een tijd met veel vooruitgang en steeds meer mogelijkheden. Soms was ze ook licht verbijsterd, bijvoorbeeld toen ze naast me in de auto zat en ik de pas aangeschafte tomtom aanzette. Of veel en veel eerder: de afstandsbediening voor de televisie of toen ik voor het eerst met een mobiele telefoon thuiskwam. Ze had er kort daarna ook een, maar ze bleef het zeggen: “Wat kunnen ze tegenwoordig toch veel, jongen.” Ik vind dat ook, dagelijks, maar voel niet meer haar verbazing. Ik lees over de nieuwe stations die er de komende jaren komen. En dat het mogelijk wordt elektrische fietsen op te laden met de energie die veroorzaakt wordt remmende treinen. Ik denk: hándig. Meer niet. Hup, naar de orde van de dag.
In de berichtgeving over die nieuwe stations struikel ik trouwens over snufjes waarvan mijn moeder telkens weer zou zeggen: “Wat kunnen ze tegenwoordig toch veel, jongen.” Graag zoek ik naar kalmere details. Gelukkig kom ik die ook tegen. Een onderzoeker van de TU Delft zegt dat reizigers de stationsruimte anders willen gebruiken dan vijftien jaar terug. Uiteraard gebruikt hij dan het woord `beleving’: we willen lunchen en een nieuwe jas kopen. Ja, wéét ik! Maar ik blijf vooral graag willen dat ik vervoerd word.
Wanneer kocht ik een nieuwe jas? Dat doe je niet zo vaak in je leven. De laatste keer zei ik: “Graag een regenjas waarin je niet nat wordt als het regent.” Hadden ze, niet veel, maar toch. Ook toen hoorde ik mijn moeder zeggen: “Wat kunnen ze tegenwoordig toch veel, jongen.”