Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Kind

Nachtopvang. Zo heet een gedicht dat ik las. Het is van de Amerikaanse schrijver Charles Bukowksi, van wie ik veel werk bewonder, niet alles, maar dat hoeft ook niet, want zijn oeuvre is erg omvangrijk. Bukowksi leefde tot hij beroemd werd behoorlijk aan de zelfkant en dronk zich daar kranig doorheen. Het gedicht `Nachtopvang’ gaat over een voorziening waar op de straat levende mannen slappen, Bukowksi vaak ook. Die mannen maken lawaai in hun slaap, het stinkt er als hel. In het gedicht schrijft Bukowksi dat hij er niet tegen kan, hoe hij wegvlucht en op straat gaat lopen, in de koude nacht, en denkt: deze mannen waren eens kinderen, wat gebeurde er met ze? Deze vraag raakt me. Ik moet me dat vaker afvragen bij mensen die me verbijsteren en ergeren, en proberen ergens het kind te zien dat ze waren. Weet niet of het helpt, maar misschien een beetje, misschien is het verzachtend. Zaterdag zat ik tot laat in de avond te werken en daarna moest ik even een wandeling maken om naar de slaap te gaan verlangen. Ineens zag ik lange vrouw, ze droeg een bruidsjurk. Paar seconden snapte ik het niet, maar toen weer wel: Halloween! Ze kwam naderbij en ik zag dat ze erg dronken of stoned was, of allebei. Feest ja! Haar kin was bebloed, met namaakbloed dus. Rond haar ogen waren zwarte strepen getrokken. Het meeste verontrustende was echter haar conditie. Ik vroeg of ik haar kon helpen. Ze zei iets wat ik niet kon verstaan, maar het klonk woedend en afwerend. Ik stelde me haar als kind voor, huppelend op een zomerse dag.