Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Kwark

Het komt voor dat je je dag niet hebt. Dat moet je zelf niet zeggen, iemand anders moet het vaststellen. Ik merk dat ik mijn dag niet heb als ik in de supermarkt voor de zuivelproducten sta. Het is net acht uur, ik ben de eerste klant en moet kwark hebben. Dan vraag ik me af hoe het ding heet waarin de kwark zit. Het is van plastic, ik weet het woord ervoor niet. Dat ik daarover nadenk, voorspelt niet veel goeds. Over zulke dingen moet je maar liever niet nadenken. Met de kwark in de winkelwagen kijk ik om me heen of ik nog andere levensmiddelen nodig heb. En ineens vind ik al die levensmiddelen zo ontzettend véél levensmiddelen. Dat hoort ook bij mijn dag die ik niet heb. Snel maar naar huis. Ik loop naar de kassa waarachter een mevrouw zit die de supermarkt speciaal voor de vroege ochtend in dienst heeft genomen: na haar valt alles mee. Ik zet de kwark op de lopende band, maar een beetje aan de rand. Ik vind het nogal pretentieus één levensmiddel midden op de lopende band te zetten. Als ik vandaag een man van de wereld was, had het gekund, maar dat ben ik niet. Ik weet niet wat ik doe, maar ik doe het niet goed: de kwark valt op de grond en maakt zich onmiddellijk los uit de verpakking. Het lijkt een lichte explosie. Ik zet een stap naar voren om tegen de mevrouw achter de kassa te zeggen dat de kwark per ongeluk is gevallen, een trefzeker voorbeeld van een overbodige mededeling. Ik glijd uit in de kwark, struikel achterover en kan mijn val alleen maar voorkomen door me vast te grijpen aan de plastic boodschappentassen die ik daardoor van hun hanghengsel trek. Zoiets heet niet hanghengsel, maar hoe het wel heet, weet ik niet, iets wat ik vreemd genoeg op dat moment besef. Als ik weer rechtop sta, zegt de mevrouw achter de kassa het dus, met haar schorre, autoritaire stem: `Je hebt je dag niet, hè mop.’ Dat lucht me op. Ook lang geleden dat iemand `mop’ tegen me zei.