Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Lieflijk

`En hoe is het gewicht?’ De verpleegkundige tegenover lacht vriendelijk, net zoals ze de vraag vriendelijk stelt. Maar ja: `het gewicht’ is iets anders dan `uw gewicht’. Het is net of `het gewicht’ nogal buiten me omgaat, iets waarnaar ik zelf ook een beetje raar zit te kijken. Misschien kon ik van `het gewicht’ ooit iets maken, maar inmiddels ben ik kansloos geworden. Het is een autonoom ding geworden, het hoort nog wel bij mij, in principe, maar veel hebben we niet meer met elkaar van doen.
De verpleegkundige kijkt aandachtig naar haar computerscherm, terwijl ze zich hardop afvraagt: `Hoe lang is het ook alweer geleden?’ Ik zie niet wat er op het scherm te lezen valt, maar zeg: `Volgens mij héél lang geleden.’ Ze blijft vriendelijk kijken en die vriendelijkheid is oprecht. Volgens mij kunnen we goed met elkaar overweg, maar zij heeft een voorsprong.
Nu knikt ze en zegt: `Dat was in mei dit jaar. Toen woog u 94 kilo.’ Weet ik, wéét ik. Was ik trots op, had ik ook veel voor gedaan, geláten, moet ik zeggen. Moest van de dokter. `Het is beter voor u.’ Dat zei de dokter.
Ik weet natuurlijk heus wel dat het geen 94 kilo meer is. De verpleegkundige ziet dat ik dat weet, ze zegt zacht: `Ik geloof dat er wat kilootjes zijn bijgekomen.’ Kilootjes. Interessant woord dat natuurlijk hetzelfde betekent als kilo’s. Kilootjes klinkt lieflijk, maar je maakt er niets onschadelijk mee. Ik heb het nooit zo op verkleinwoorden, nu ook niet.
Ik zeg: `Ik denk dat ik tegen de 100 zit.’ Niks tégen de 100, gewoon: 100, misschien zelfs iets meer. Er moet iets af. Daar werk ik weer aan. De verpleegkundige zegt: `Ja, het is de zomer. Je hoort het vaak.’
Ja! Wanneer was het ook alweer zomer?