In de Pers
Recent
Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd
Manieren
Als je een blessure hebt, die zichtbaar is door bijvoorbeeld een mitella of gipsverpakking of een stevig verband, moet je onophoudelijk verklaren wat er aan de hand is.
“Wat heb jij nou?” Dat is meestal de vraag.
En als je die beantwoord hebt, voor de zoveelste keer, is het ook de bedoeling dat je helder uiteenzet hoe het zo gekomen is. Vooral dat onderdeel van het gesprek, begint je onderhand de keel uit te hangen. “Ja, ik ga de voordeur uit en stap op een rolschaats.”
De ander vraagt: “Een rolschaats?”
Je knikt driftig: “Ik snap het ook niet. Wie laat er nu een rolschaats staan.” Het liefst ga je er nu iets meer van maken, terwijl je de blessure als behandeld beschouwt. Je ziet weleens vaker een ding liggen waarvan je denkt: hoe bestaat het? Eén prachtige paarse pump, een gaaf zadel. Je gaat er automatisch een verhaal bij bedenken.
Maar je krijgt de kans niet, het moet nog even over die rolschaats gaan en hoe je daar per ongeluk op stapte.
Door een val van mijn fiets heb ik een paar blessures die je alleen maar ziet door mijn verstoorde dynamiek. Als ik buk om iets op te rapen, is dat een raar tafereel. Het ergste is gaan zitten. Behalve dat het heel langzaam moet, kan het uiteindelijk maar op één bil. Geeft niets, gaat over, maar degene die tegenover me zit, zegt: “Nou, nou.” Je kunt net doen of je het niet hoort, maar daar kom je niet mee weg. Ik zeg dus: “Van de fiets gevallen.”
De ander herhaalt vragend: “Van de fiets gevallen?”
Het liefst wil ik zeggen dat dit mensen kan overkomen, van de fiets vallen, en het daarbij laten, maar zo zijn onze manieren niet. Ik ga de val beschrijven en probeer er iets fascinerends van te maken. Soms krijg ik zin in nog zo’n val.