Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Ogenblikje

Een half uur! Dat is wat we gemiddeld per dag wachten. In de supermarkt, voor loketten, in de apotheek enzovoort. Dat is 182, 5 uur per jaar. Ik lees een artikel over de bevindingen van de omgevingspsycholoog Joren van Dijk. Die heeft dat onderzocht. Bijvoorbeeld wat ons als wachtende mensen erg kan irriteren: als je voor een balie zit te wachten en er staat niemand voor de balie, maar erachter zijn ambtenaren met iets bezig of met elkaar in gesprek zonder dat het iets met jou te maken heeft. Als ik ergens heen ga waar ik lange wachttijd vermoed, probeer ik me daarop in te stellen, een `grondhouding’ te zoeken: in mijn hoofd een probleem oplossen of een brief schrijven die ik al een tijdje heb uitgesteld, ik noem maar wat. Het kan helpen, maar nooit helemaal. Wachten doet iets met je zenuwen wat je niet volledig in de hand kunt hebben. Wat vind ik zelf de vervelendste wachtmomenten? Het zijn er, geloof ik, drie. Op het station terwijl je haast hebt. Voorts wanneer iemand niet komt opdagen op het afgesproken tijdstip. En het telefonisch wachten natuurlijk. Een stem zegt een keer of honderd: `Al onze medewerkers zijn in gesprek, nog een ogenblikje geduld.’ Ik denk altijd na over de aanduiding `ogenblikje’. Wordt al snel een raar woord. En ondertussen klinkt er muziek, nou ja, muziek, een wangeluid dat felle jeuk veroorzaakt. Ik vraag me altijd af waarom niet iets moois. Dat bestáát. Vergeet ik bijna de nare wachtwoorden in de Nederlandse horeca die vooral op terrassen te horen zijn: `Mijn collega komt zo.’