Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Ouder

Misschien wint Vitesse morgen de KNVB-beker! Toen ik in Arnhem woonde, ging soms kijken, op Monnikenhuizen, in dat sfeervolle stadion waaraan je graag denkt als je aan mooie voetbaldagen denkt. Natuurlijk ben ik de ploeg blijven volgen, net zoals NEC, de club uit mijn geboortestad. Mijn vader en ik gingen vaak naar de Goffert. Als ik de naam van dat stadion hoor of van het park eromheen, ben ik er meteen weer.
Ik las een sterk interview met Vitesse-trainer Henk Fraser. Toen hij nog voetbalde, bewonderde ik hem.
Hij is van Surinaamse afkomst en in het interview heeft hij het over racisme. Hij maakt daarover een leerzame opmerking: “Ik heb weinig te maken gehad met racisme, ook omdat ik het niet zo ervaar. Ik schiet soms ook in de lach van oerwoudgeluiden, als volwassen mannen rare gezichten trekken en geluiden maken.” Met dat laatste ben ik het eens. Je weet niet wat je ziet, als je in een stadion een groep mannen zo bezig ziet, vaak mannen met van die grote zwetende kale koppen, en dan oe, oe, oe! roepen. Zo ga je met anderen om als je zelf niets voorstelt.
Maar ook van belang is dat Fraser zegt dat hij beledigingen zelf niet zo ervaart. Dat gaat vaak voor beledigingen op. Ze zijn nooit waar, anders zouden we ze geen beledigingen noemen, waarom zou je je iets aantrekken van woorden die niet waar zijn.
Nog een opmerking om over na te denken wordt al boven het interview geciteerd: “Als je ouder wordt, zie je overal het betrekkelijke van in. Dat is ook wel jammer.” Bij die eerste zin knik ik. Als mijn ouders dat vroeger zeiden, vond ik het hinderlijk (bijna niets mocht betrekkelijk zijn). Of het jammer is, weet ik niet. Het stoort me niet dat ik het niet weet, nog niet weet.