Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Pang

Geen komkommernieuws, maar wel nieuws waarvan je niet weet hoe ernstig je het moet nemen: het Nederlandse leger heeft problemen met schietoefeningen, want de munitie is oppelepop. Vertrouwelijke e-mail van de Defensietop is uitgelekt en daarin staat het. Er kunnen nieuwe kogels besteld worden, maar in die branche zijn er blijkbaar lange levertijden. Als je niet in het leger zit, heb je daar trouwens ook last van. Hoor je: `Ja, vakantiedrukte, hè.’ Jean Debie van de militaire vakbond zegt dat militairen tijdens de schietoefeningen nu zelf `pang-pang-pang!’ moeten roepen. Zal ironisch bedoeld zijn, want daarvoor kies je niet voor een loopbaan bij defensie, om op een zandvlakte of in een donker bos `pang-pang-pang!’ te roepen. Uiteraard denk ik aan mijn vroege jeugdjaren, toen wij cowboytje speelden op straat en in stegen. Ik zie nu nooit meer kleine cowboys op straat, maar toen waren er veel televisieseries met cowboys en indianen (en hun conflicten) en wat daarin werd getoond, deden wij na. Vooraf spraken we af wie de `goeden’ en de `slechten’ waren. Hoewel dat onderscheid moreel gezien van belang was, maakten het ons niet uit tot welke partij je behoorde. Het ging erom dat je de anderen mores leerde. We hadden cowboyhoeden op en grote speelgoedpistolen. Sommige daarvan konden met klappertjes erin lawaai maken, maar meestal riepen we `pang-pang-pang!’ of bootsten op een andere manier het geluid van een naderende kogel na. Als iemand niet in de gaten had dat die was getroffen, riep je: `Jij bent dood!’ Doodgaan in ons spel was een kunst. Je ging niet zomaar liggen. Nee, je bracht eerst je handen naar de schotwond en dan sloeg je langzaam voorover, nadat je eerst nog even met gepijnigde blik de omgeving in je had opgenomen, want als het echt zou zijn, zag je die hierna nooit meer. Zo hoorde het. Daarna riep je moeder je voor het avondeten. Soms verlang ik ernaar terug.