Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Slachtafval

Met zout is ook iets aan de hand. Er worden getallen gepubliceerd die onze waakzaamheid mobiliseren. Dit soort informatie moet ik gedoseerd verwerken, anders durf ik niets meer tot me te nemen, behalve volstrekt onbespoten vruchten en water dat ik eerst heb gekookt en daarna in een geïsoleerde ruimte heb laten afkoelen. Van wat zout met ons kan doen, weten we heus wel. Met vlees is dat ook zo. Laten we het maar even over vlees hebben, want deze dagen kijken we elkaar soms met grote wanhopige ogen aan. Geen rookworst meer? Geen hotdog meer op een kille namiddag? Geen salami bij de borrel? Hier geldt hetzelfde als voor te veel zout en de sigaret, we weten dat het niet goed voor ons, maar we zetten die wetenschap graag op een laag pitje, want, zeggen we dan: `We leven maar één keer.’ Van salami wist ik het trouwens niet, Maar ja, het gaat om bewerkt vlees en dat is salami. Er zijn geen dieren die uit zichzelf naar knoflook smaken, ik ben niet achterlijk. Knakworst en frikadel, duidelijk. Je hoeft een knakworst maar door midden te snijden en de inhoud te bestuderen. Maar vergeleken met de frikadel is de knakworst gewoon een hartstikke gezond hapje. Erger dan de frikadel kan niet. Als je hem ziet liggen achter het raampje van de automatiek of in zo’n wit bakje van inferieur plastic, geen gezicht. Je kijkt naar een gerimpelde, vaalbruine huid. Dan de eerste hap. Je zet je tanden in oud slachtafval. Na twee happen vind je dat je eigenlijk iets anders moet gaan doen, maar ja, de frikadel en jij kunnen elkaar nu niet meer in de steek laten. Ik durf nauwelijks toe te geven dat ik soms moet. Altijd op stations waar ik moet overstappen en daarna nog een reistijd van een minstens een uur voor de boeg heb. Uitsluitend in de late middag. Ik probeer zo te gaan staan dat niemand me ziet, maar ik zie mezelf. Misschien is dat nu afgelopen. Daar heb je het weer, dat domme `misschien’.