Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Snor

Polikliniek op de vroege ochtend, net open, er zijn al acht wachtenden onder wie ik. De gesprekken gaan enorm over de hitte en vooral de slaapproblemen die daarvan het gevolg zijn, wat misschien een voor de hand liggend onderwerp is in de vroege ochtend. 
Ondertussen houden we de balie scherp in de gaten. Daarachter zit nog niemand, terwijl dat al lang het geval had moeten zijn. Komt waarschijnlijk ook door de hitte. 
Naast neemt een man plaats, korte broek, petje, die min of meer geheel vol tatoeages zit. Volgens mij zweet hij inkt. 
Een man tegenover me vertelt met harde stem dat hij vannacht op de sofa heeft geslapen, blijkbaar in een ongemakkelijke houding, want daardoor ging hij snurken. Hij laat horen hoe hij snurkte, wat voor mij niet per se hoeft. Daarbij: ik neem aan dat hij het zelf niet hoorde. 
Ah, daar zijn de twee baliemedewerksters, vrolijk met elkaar in gesprek, alsof ze daar toevallig zijn. Dan het opstarten van de computers, het berispend naar het scherm kijken, want het duurt lang, o jee, toch nog iets vergeten, een pen, o jee, nóg iets vergeten, de grote beker koffie, heeft iemand de suiker gezien? 
Wij, wachtenden, volgen uiteraard iedere beweging, steeds onrustiger. Dadelijk een belangrijk moment: wie loopt als eerste naar de balie? “Komt u maar,” roepen de baliemedewerksters tegelijkertijd.
De man naast me heeft geen snor, maar in plaats daarvan letters op zijn bovenlip en langs zijn mondhoeken: Harley Davidson. Een snor van letters. In zijn nek staat onder meer, onder véél meer: RIET. Waarschijnlijk zijn geliefde. Ik zie ze gaan op hun motor, Riet en de man. In de zomerwind. 
“U daar!” hoor ik de baliemedewerkster roepen. Dat ben ik. “Fijn,” zeg ik.