In de Pers
Recent
Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd
Trots
Het moet in 1971 zijn dat mijn ouders me meenamen naar vrienden van hen, bij wie we naar de wedstrijd van Muhammad Ali en Joe Frazier gingen kijken. Die verloor Ali, maar misschien vonden we toch dat hij won, door zijn klasse. Was midden in de nacht, ik zat nog op school, achttien jaar. Toen we bij de vrienden arriveerden, stonden er saucijzenbroodjes klaar en glazen wijn. Van die wedstrijd herinner ik me fragmenten en dat we gebiologeerd keken.
Het gevecht van Ali met George Forman in 1974, zag ik niet met mijn ouders. Ik woonde toen ook niet meer thuis. Waar ik keek, weet ik niet meer, misschien was het een herhaling. Wel staat me nog bij dat ik er een paar dagen niet over op kon houden. Hoe Ali zijn tegenstander eerst liet komen, op het onvoorstelbare af, en daarna toesloeg.
Terug naar 1971. Mijn ouders gaven niets om boksen, ik was er niet mee opgegroeid. Hun fascinatie kwam door de man die eerst Cassius Clay heette. Zijn superieure uitstraling. Ik zei een keer dat ik hem zo arrogant vond. Mijn vader schudde zijn hoofd, noemde hem liever trots. 'Trots maakt je sterk, arrogantie doet iets anders met je, is vooral dom.’
Ik zie ons nog in het holst van de nacht door Nijmegen rijden. Mijn moeder reed, erg hard, ze had zin in de wedstrijd. Toen we na de wedstrijd naar huis gingen, was het al bijna ochtend. Paar uur later zat ik weer op school. Sommige klasgenoten hadden ook gekeken. Aan de leraren was te merken wie wel en wie niet. Ik besef nu dat het laatste keer was dat mijn ouders en ik samen ergens heen zijn geweest. Daarna kwam het er niet meer van. Zo gaat dat. Bij de dood van Ali dacht ik eerst daaraan, aan hoe alles gaat, en toen weer aan zijn gevecht met Forman.