Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Vallen

Laatst stond ik bij vrienden thuis voor een kolossaal televisiescherm te tennissen. Niet echt, net alsof. De bal op het scherm reageerde op mijn bewegingen en ook was er een tegenstander. Die stond naast me, maar ook op het scherm tegenover me. Ik kan zoiets moeilijk uitleggen, daarom maar een korte samenvatting: ik vertoonde tennisdynamiek zonder echt te tennissen. Is de gewoonste zaak van de wereld, maar ik moest er even aan wennen en zei net iets te vaak en net iets te lacherig dat ik het raar vond. Je hebt zoiets ook met schaatsen. Het is alsof je je op natuurijs voortbeweegt, met alles erop een eraan, maar dat doe je voor een groot televisiescherm. Dat is niet alleen voor de ontspanning, lees ik nu. Voordat ik verder ga, stel ik eerst een vraag die ik vaker stel, maar waarop ik nog nooit een antwoord kreeg waarvan ik opkeek: wanneer ben je oudere? Dat schaatsen voor een televisiescherm is immers goed voor ouderen, dan leren ze handig omgaan met hun evenwicht. Dan vallen ze minder. Dat typeert ouderen onder meer: dat ze vaak vallen. Ik zie de bijtende cijfers: 80 behandelingen op de eerste hulp, 40 duizend keer hup het ziekenhuis in en 2600 sterfgevallen. Ouderen dus. Is niet niks. Dat vraagt om verbetering van het evenwicht. Ik viel gisteren met de fiets, niet ernstig. Ik maakte een te krappe bocht en reed tegelijkertijd de stoep op. Stoeprand was glad. Dat zág ik, maar ik zag het te laat, tijdens val. Toen ik gevallen was, vroeg ik me af of ik als oudere viel of gewoon, zeg maar zoals ook niet-ouderen zouden vallen. Wéér: wanneer ben je oudere? Ik dacht ook dat het niet zozeer om de val ging, maar vooral om de zichtbaarheid ervan. Twee meisjes kwamen er hulpverlenend bij staan en het eerste wat ik zei was: `Ik ben gevallen.’ Met de toevoeging: `De stoeprand was hartstikke glad!’ En ik stond meteen op, bijna in de houding. Verbluffend soepel, nogal aanstellerig.