Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Zingen

Voor de griepprik kon ik zaterdagochtend in de praktijk van de huisarts terecht. Tussen acht en tien. Ik vind in de rij staan meestal niet zo erg, want dan kom je op gedachten die je buiten de rij niet hebt, maar als het niet per se hoeft, dan toch liever niet. 
Daarom fietste ik er om half acht heen. De hemel was donker en vol nattigheid, maar het regende nog niet en dat is goed voor je humeur. En dat is een stille stad ook, het is net of er dan meer te zien is. De stilte zelf is trouwens ook weldadig. Ondertussen vond ik ook nog dat we toch maar boffen met onze gezondheidszorg. (Lekker om het woord `boffen’ op te schrijven, een woord vol knusse triomf.) De griepprik hoef je niet zelf te regelen, nee, duidelijke brief van de huisarts, met twee tijdstippen waarop het kan. Lijkt kleinigheid, maar wanneer je door een stille stad fietst terwijl het niet regent, ga je er zacht van zingen.
Ik herinner me mijn eerste griepprik. Ik was halverwege de veertig en er dus eigenlijk te jong voor, maar ik moest er toch een hebben vanwege astma. Voor de praktijk van de huisarts stond een lange rij, het was namiddag, de schemering had de kleur van oud afwaswater. De meeste mensen kende ik van gezicht. Tegen mijn achterbuurvrouw die erg leek op de jonge Monique van de Ven, legde ik uit dat ik eigenlijk veel te jong was voor zo’n prik. Tijdens mijn nietserige monoloogje knikte ze de hele tijd moederlijk. Ik vond dat ik mijn mond moest houden, maar soms kun je jezelf niet remmen.
Zaterdagochtend stond er geen rij. Het was tien voor acht en ik kon meteen doorlopen. 
“Je bent lekker vroeg,” zei mijn huisarts. Ze ziet er altijd energiek uit en vrolijk.
“Ja, lekker,” zei ik.
Kom maar op, winter!