Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Zoeken

In het ziekenhuis waar ik zo nu en dan moet zijn, is sinds vorig jaar zomer een nieuw computersysteem in gebruik. En met in gebruik bedoel ik dat het eerst in werking moest treden en vervolgens hanteerbaar worden. Heb er geen verstand van, vat het zo kort mogelijk samen. Alles heeft voor- en nadelen. Nadeel was dat er vanaf de zomer tot diep in de herfst geen afspraken konden worden gemaakt, wat lastig is voor een groot ziekenhuis in een grote stad. Toen dat weer wel kon bleek het personeel er moeilijk mee om te kunnen gaan, wat het personeel niet te verwijten valt. Na een dik halfjaar is het nog steeds ingewikkeld afspraken te maken, dus als het wel lukt ben je er ook zuinig op. Gisterochtend hád ik er een, om 08.15 uur, een fijn tijdstip als je nog wat aan je dag wilt hebben. Als ik naar buiten ren, zie ik dat mijn fiets een lekke band heeft. Dus meteen taxi gebeld, want als ik niet kom, moet ik een nieuwe afspraak maken en dan térg je het computersysteem fel. De taxi is er snel en ik zie het meteen: chauffeur is een man vol grauwe ontevredenheid. Als ik mijn bestemming opgeef, kan hij niet meteen woedend van wal steken, want misschien ben ik wel op weg naar een zware operatie. Na een minuut of 5 houdt hij het niet meer. Hij gromt: `Het is me wat.’ Moet even gissen naar wat hij bedoelt, maar vraag het niet, want houd mijn hart nu al vast. Hij gaat door: `Je mag ze niet terugsturen.’ En dan zijn we er: Keulen. Erg ja, érg. Moet nog zoeken naar een standpunt in deze kwestie, maar het is duidelijk dat het niet fris uit een gedachtewisseling met deze taxichauffeur opduikt. Het gaat hem niet om de beschadigde vrouwen, ik weet het zeker, het gaat hem om `eigen volk eerst’. Daarom zwijg ik. Hij na een tijdje ook. Het is dat ellendige, zware zwijgen. Ik moet iets zeggen, maar ben de woorden kwijt. In het ziekenhuis kan ik niet `ingelogd’ worden. Ik zeg: `Ik wacht wel even.’