In de Pers
Recent
Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd
Afstappen
Meteen zeg ik erbij dat het uiteraard per ongeluk was, maar per ongeluk reed ik op het fietspad een vrouw aan die van haar fiets stapte. Het was niet ernstig en ze was niet gewond, maar ik had me in haar omvang vergist.
Fietspaden vind ik erger dan snelwegen. Natuurlijk heb ik het over fietspaden in de stad, in de dorpen is het op die gedeeltes van de weg meestal nog kalm. Op de fietspaden waarvan ik gebruik moet maken, ben ik enorm op mijn hoede. Natuurlijk is er de hele tijd het nerveuze geluid van de fietsbellen die je aan de kant drijven, dus je blijft voortdurend waakzaam.
Soms hoor ik even geen gebel, maar voel toch dat er iets aan de hand is. Ik kijk om en ja hoor, daar in de verte nadert de man met rugzak om en koptelefoon op het hoofd. Dan weet je dat het beter is als je afstapt, want die beweegt zich keihard aanvallend voort, door de duivel op de hielen gezeten en norse blik op oneindig.
Ik maak me ook schuldig aan haast, maar probeer dit gedrag te beperken. Rustig aan, houd ik mezelf voor, probeer aan een stil strand in de vroege ochtend te denken. Die gedachte helpt meestal. Toen ik de vrouw aanreed, nee ráákte, dacht ik niet aan een stil strand in de vroege ochtend, waaraan wel, weet ik niet meer. O ja, ik dacht: wat een boel vrouw stapt hier af.
Ik stopte meteen. De vrouw riep: “Ik moet natuurlijk wél kunnen afstappen!” Ik zei dat ik dat ook vond. De vrouw keek me verbaasd aan en zei: “ Meestal beginnen ze meteen te schreeuwen.” Ik zei dat ik dat niet deed. De vrouw: “Sorry, ik stapte misschien iets te onhandig af.” Ik: “Geeft niet. Ik had beter moeten opletten.”
Toen gaven we elkaar een hand. De linkerhand. Met de rechter- hielden we onze fietsen vast.