In de Pers
Recent
Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd
Juichen
Voordat ik gisterochtend de gordijnen opende, had ik op de radio al een keer of vijf over lente horen spreken. Is aangenaam. Mooi, zacht woord. En alle woorden waarin lente voorkomt, zijn dat ook. Zelfs lenteuitje, een prettig uitje immers – en ik heb het nu niet over een uitstapje, hoewel uitstapjes in de lente ook niet te versmaden zijn, want dan ga je tintelen van verwondering, wat overigens in andere seizoenen ook het geval kan zijn, áls je maar goed om je heen kijkt. Iedere keer wanneer gisterochtend iemand op de radio het woord lente in de mond nam, zei een andere stem dat we niet te vroeg moesten juichen, want het was natuurlijk nog wel februari.
Het was zo’n stem waarin een corrigerend lachje sluimerde. Ik heb de pest aan corrigerende lachjes, want dat zijn lachjes die niets met het echte lachen te maken hebben.
Ja, hoorde ik mezelf zeggen, ik weet óók wel dat het nog februari is. En toen ik de gordijnen opende juichte ik van binnen en dat vind ik een lekkere manier van juichen, van binnen juichen. Ik kreeg zin een stukje over de lente te schrijven en de lente was me meteen van dienst, want toen ik even later bij de bakker een half brood bestelde, liep het meisje bij wie ik dat deed naar de broden, maar onderweg stopte ze ineens en keek naar buiten, naar iets wat verder niemand zag, geloof ik. Daarna keek ze weer naar mij: “Sorry hoor, wat zei u ook alweer?” Normaal kan ze nauwelijks praten van verlegenheid. Dit was het langste dat ze ooit tegen me gezegd had.
Ik herhaalde mijn bestelling die niet ingewikkeld was. Het meisje lachte broos, haalde haar schouders op en zei: “Lentekriebels, hè.”
Ik knikte vrolijk. Topmomenten die vorige week nog onmogelijk waren.