In de Pers
Recent
Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd
Zin
Aardige vrouw houdt me staande: “Ik wil u even zeggen dat ik zo van uw boek genoten heb.” Het is geen weer om ergens te blijven staan, maar nu vind ik het geen probleem. Het zijn woorden waarvan ik zacht ga spinnen. Ze zegt: “Ja, ik ging met vakantie en toen dacht ik: nu is het tijd voor De zomer en het meisje. Was het al zo lang van plan.”
Ik probeer ontspannen te knikken, maar kille teleurstelling gaat als een vuist in mijn maag tekeer. Ongetwijfeld word het gesprek nu ook zwaarder dan ik kan verdragen, alleen al doordat ik moet zeggen: “U vergist zich. Dat boek heb ik niet geschreven. U moet me verwarren met iemand anders.” Meteen vraag ik me ook af met wie ze me verwart. Wie heeft ook alweer De zomer en het meisje geschreven? Mooie titel trouwens, maar ja, ik kan er verder niets mee. Was het niet Vestdijk? O, nee hij schreef De dokter en het lichte meisje. Wie leest Vestdijk nog?
Het moet eruit: “Ik ben niet wie u denkt dat ik ben.” Vreemde, beetje plechtige zin. Ze kijkt me verbaasd aan. Dan slaat ze met de vlakke hand op haar voorhoofd: “Wat stom! Ik bedoel Als de winter voorbij is. Dat is een heel andere titel, maar dat was uw boek dat ik las. Hoe kom ik bij De zomer en het meisje?” Ik zeg dat het wel ergens zomer in dat boek is en dat er in die zomer een meisje een belangrijke rol speelt. “Dat zal het zijn,” zegt de vrouw en weer verontschuldigt ze zich. Ik zeg dat dat echt niet hoeft, wat ik van harte meen, en voeg eraan toe: “Interessant hoe het werkt, hoe herinneringen met een boek omgaan.”
Thuis zoek ik op of De zomer en het meisje bestaat. Kan ik nergens vinden. Ik krijg ineens zin in dat boek. Ik denk aan de meisjes in mijn leven. Daar begint het mee.