Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Deksel

Mijn eigen schuld. Gisteren zei ik in gezelschap van jonge intimi dat het morgen Aswoensdag was. En dat ik in een ander leven dan een askruisje ging halen.
De brandende vraag was: “Wát ging je halen?”
Leg dat maar eens uit. Ik moest ver terug in mijn katholieke kindertijd.
De eerste keer dat er een askruisje op mijn voorhoofd werd gezet (de duim van de pastoor deed dat) was ik zeven. Carnaval voorbij, de vastentijd begon. Tot Pasen moesten we sober leven, voor ons kinderen betekende dat vooral: niet snoepen. Al het snoep dat je normaal tot je nam, ging in een vastentrommel. Die mocht pas open op de dag voor Pasen. De onderwijzer zette ook uiteen waarom dat was, maar ik dacht vooral aan het dichte deksel van die vastentrommel.
Woensdag moesten we voor school naar de kerk. Daar zaten ook veel carnavalsvierders met rode, dommelende hoofden, waterige ogen, enorm nat haar en een verreikende kegel.
Terwijl de pastoor de as op je hoofd kruiste, zei hij: “Bedenk, mens, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren.”
Op die woorden had de onderwijzer ons niet voorbereid, maar misschien had ik niet goed opgelet!
Terwijl ik naar school liep, gonsden ze grauw door mijn hoofd. Ik was er nog helemaal niet aan toe tot stof weder te keren.
Tussen de middag raadpleegde ik mijn moeder. Normaal behandelde mijn vader dat soort kwesties, maar die was er niet. Mijn moeder vatte het ongeveer zo samen: “Je moet niet alleen aan jezelf denken, maar aan anderen, aan wat je voor anderen kunt betekenen.”
Mijn vader had het ’s avonds over bezinning en soberheid, zware begrippen, maar mijn moeder had die helder ingeleid.
Ik hóór het haar nu weer zeggen, terwijl ik in de barre wereld om me heen kijk.