Jano van Gool

In de Pers

Montere Weemoed II, met Thomas Verbogt & Beatrice van der Poel - Gezien op 2 maart 2022, OBA Theaterzaal, Amsterdam  ... - Kester Freriks in: Theaterkrant lees meer
The Tree of Life. Soeben ausgelesen: Thomas Verbogt – „Wenn der Winter vorbei ist“ (2020) - Keine 100 Seiten und auch keine 50 Seiten, nein genau eine einzige Seite brauchte es.... - David Wonschewski in:  lees meer
Nieuwe roman van Thomas Verbogt, een wrokloze boomer - Thomas Verbogt zoekt naar manieren om van het leven te houden en er zin aan te geven.... - Rob Schouten in: Trouw lees meer

Recent

Er zijn nog geen toneelstukken toegevoegd

Wetboek

In 2030 moet iedere leraar die voor de klas staat, bevoegd zijn. Vast een uittekende ontwikkeling, maar al levenslang kan ik zo nu en dan nadenken over het woord `bevoegd’.
Eind jaren zeventig was ik kortstondig werkzaam in het hoger beroepsonderwijs. Ik gaf het vak schriftelijke taalvaardigheid.
Daarvoor moest je doctorandus zijn. Was ik niet, dacht even dat ik het misschien werd, maar het kwam er toch niet van. De studenten waren tevreden over me, de leiding van de opleiding ook, maar het parmantige hoofd personeelszaken zei dat ik weg moest, want `regels zijn regels’. Vaak is dat het belangrijkste wat er over regels te zeggen valt: dat het regels zijn.
Bevoegd gezag. Ook zoiets. Gezag is vooral iets wat erkend moet worden. Je kunt niet zomaar zeggen dat iemand het bevoegd gezag is. Hoezo? Wat is die bevoegdheid dan? Een diploma? Gezag moet je verwerven, gezag moet groeien. Ik heb het nu niet over technisch gezag: je bent niet zomaar piloot.
Ik weet nog goed wanneer `bevoegd’ me voor het eerst bezighield. Was in mijn kindertijd. In ons speelgebied was een terrein waar een gammel hek omheen stond. Op het nog gammelere toegangspoortje hing een langwerpig bordje waarop stond: VERBODEN TOEGANG VOOR ONBEVOEGDEN. Daaronder het nummer van een artikel in het Wetboek van Strafrecht. Strenge witte letters op een blauwe basis.
Vroeg me af wie of wat je moest zijn om daar te mogen zijn. Op een vroege zomeravond hield ik het niet meer. Mijn vriendjes waren naar huis en ik kroop onder het hek door. De hemel kleurde vurig oranje. Behalve dunne boompjes en bosschages was er niets te zien, niets. Er hing een adembenemende stilte. Tot dit alles voelde ik me ineens met volle teugen bevoegd.