Toen ik gisterochtend de televisie aanzette, kwam Hero Brinkman in beeld. Ik zag niet meteen dat hij het was. Misschien omdat ik hem uit mijn hoofd had gezet. Het kwam onder zijn nek te staan: Hero Brinkman, ex-politicus. Hij vertelde iets waarvan ik weinig begreep, wat ik verder niet erg vond. Het was hoe dan ook geen nare boodschap. Daarvoor keek hij te ontspannen. Vervolgens zagen we de hem op een stretcher of luchtbed liggen, gemarineerd in zonnebrandolie.
Het blijft altijd verbazingwekkend: mensen die de stad benaderen als een jungle. Enorme bergschoenen aan, kleren met een stuk of twintig opbergmogelijkheden en natuurlijk een angstaanjagende rugzak. Zaterdagochtend lopen er twee voor me, vrouwen, net middelbaar, praktische kapsels, nogal breed – ik kan het niet helpen maar het woord `kogelstoten’ schiet door mijn hoofd. Een van hen spreekt ontzettend hard. Misschien zou dat nodig zijn als de ander hardhorend was, maar dat is ze niet: ik zag haar een vogel nakijken die schuin achter haar geschrokken het luchtruim in vloog.
Er is weer een Klantbelevingsonderzoek gedaan, ik zag de resultaten voorbij waaien, maar verdiepte me er nauwelijks in, uit irritatie, want voor de zoveelste keer is mij weer niets gevraagd. Dat gebeurt nooit. Nooit! Niemand in mijn directe omgeving trouwens. Om de haverklap lees of hoor ik dat we ergens een mening over hebben. Juich ik enorm toe. Maar ik blijf met de mijne in mijn maag zitten. Die kan nergens heen! Klantbelevingsonderzoek, hoezo Klantbelevingsonderzoek? Bijna dagelijks ben ik ergens klant, waarbij ik van alles beleef. Graag zou ik daarover mijn hart luchten.
Sommige straatmuzikanten kúnnen het. Hier in de buurt zit vaak een man ineengedoken op een krukje virtuoos te spelen op een snaarinstrument dat op een luit lijkt, maar ook wat van een gitaar heeft. Geen idee waar de man vandaan komt, niet uit Nederland in elk geval. Hij zingt niet. Waarschijnlijk vindt hij dat zijn instrument voldoende zeggingskracht heeft. Is ook zo. Als hij speelt, heeft hij niet in de gaten dat hij zich in een omgeving bevindt, zo gaat hij óp in zijn muziek. Ik gooi altijd wat geld in de omgekeerde pet voor hem, maar ook dat merkt hij niet.
Van alles waartegen ik me verzet, kan ik me tegen onredelijkheid het krachtigst verzetten. Maar omdat het om onredelijkheid gaat, is dat verzet het meest zinloos. Met onredelijkheid kun je immers niets. Vrijdagavond las ik in de NRC een interview met Bert Meerstadt, topman van de Nederlandse Spoorwegen. Dat interview knipte ik uit. Het ligt op mijn bureau. Soms lees ik het opnieuw, want het is echt niet te geloven. Het is hoe dan ook duidelijk dat de topman zelden of nooit in een van zijn treinen zit. Hij wijst de kritiek van reizigersorganisaties van de hand.
Zelden kom ik nog in situaties terecht waar zich samenzang voordoet. Nog niet zo lang geleden waren er nog weleens feestjes waar iedereen ver na middernacht enthousiast met de muziek meezong, maar dat gebeurt nauwelijks meer. Ik weet nog niet of ik dat betreur. In de eerste fase van mijn leven was het niet ongebruikelijk. Bijvoorbeeld rond een kampvuur. Ik zong nooit uit volle borst mee, daarvoor klonk mijn stem te gewond, maar wel een beetje, al was het maar om het gevoel ergens bij te horen. In die periode maakte ik kennis met het melancholieke lied ‘My Bonnie’.
Mensen onderbreken is haast nooit goed. Denk aan de mop! Vertellen is een kunst, een mop vertellen helemaal. Mijn relatie met de mop is broos. Kan er helaas alleen naar luisteren als die goed wordt verteld. Er zijn maar weinig mensen die dat kunnen. Als ik mijn omgeving ruim zie misschien twee of drie. Erg is als iemand die een mop vertelt, gecorrigeerd wordt door een ander, zeker als het echtpaar betreft.