Wist ik weer niet: gisteren begon de meteorologische herfst. En de astronomische herfst op 22 september. Ik dacht altijd dat het op 21 september was, maar of het nu de meteorologische of astronomische is: voor mij geldt al levenslang dat als de R in de maand komt, de herfst begint, misschien heel langzaam, maar toch, de R die zo hard te horen is in leveRtraan en in veRval. Ook de laatste letter van zomeR en volgens mij is dat niet toevallig.
Op een rommelmarkt in Noord-Frankrijk kocht ik een eierstandaard zoals je die in sommige, meestal oude cafés ziet, op de bar. Hoort in een café, vind ik. Net als een pan waarin hartige gehaktballen goedmoedig in de jus liggen te pruttelen.
Als er in dit land buiten de gewone orde om iets essentieels geregeld moet worden, gaat dat meestal via een commissie en het duurt altijd lang voordat die er is. Uiteraard komt er dan ook een commissie die toezicht houdt op die commissie. Nooit gedacht dat ik binnen een paar weken twee keer over prinses Laurentien zou schrijven, maar nu ze zich heeft teruggetrokken als voorzitter hersteloperatie Toeslagenaffaire, moet het weer even. Nou ja, ze is meer de aanleiding.
Het was me ontgaan dat het schoolzwemmen was afgeschaft. Is al veertig jaar geleden gebeurd. De Tweede Kamer wil dat het terugkeert. We konden er gisteren in deze krant over lezen. In lichte paniek citeer ik het begin van het stuk: “In het ondiepe deel van het instructiebad van De Grote Koppel in Arnhem moeten twee jongetjes gekleurde ringen van de bodem pakken. Eén jongetje staart naar het water. Af en toe maakt hij aanstalten om te gaan duiken, maar stopt dan weer.”
Wanneer ik mijn straat in fiets, moet ik uitwijken voor een ander fietser, een jonge vrouw die nogal stamelend aan het verkeer deelneemt. Geeft verder niet, veel gebeurt niet expres. Ze verontschuldigt zich bovendien, in het Engels met een zwaar Spaans accent. Op de stoep staat een man, ook voorin de twintig, die liefdevol naar haar kijkt, bijna teder. Hij zegt: “Ze fietst vandaag voor het eerst.”
Het bestaan van de `zwaaisteen’ was mij onbekend en dat het gisteren Nationale Zwaaidag was, wist ik ook niet totdat ik er in deze krant over las. Telkens neem ik me voor dit soort dagen in mijn agenda te noteren, Nationale Complimentendag, de Dag van het Brood, Secretaressedag, enzovoort. Niet dat ik er veel mee kan, maar dan wéét ik het tenminste.
Het nieuwe kabinet begint langzamerhand op volle toeren te draaien, de hoedjes voor Prinsjesdag zijn al in de maak, maar als ik voor de teambuilding binnen `de ploeg’ had gezorgd, stond ik tegen een lege kartonnen doos te schoppen. Komt door schaduwpremier Wilders. Die zegt nu al dat één minister de beste van Nederland is: minister Faber. Wilders prijst enthousiast haar rechte rug en haalt zelfs een typering van Erica Terpstra uit de feestwinkel: een kanjer!
Met mijn warme belangstelling voor conclusies waaraan niemand iets heeft, terwijl er hard aan gewerkt is, lees ik over een onderzoek naar wat er gebeurt als we blozen. Een van de bevindingen is dat je niet bloost om wat anderen van je denken als je iets gênants zegt, doet of uitstraalt, nee, je hebt er zelf last van, daarom. Het is enorm onderzocht, dus het zal vast waar zijn, maar bij mij is er iets anders aan de hand. Komt omdat ik vreemd omga met schaamte, nee andersom: schaamte gaat vreemd om met mij.
Als de NS waarschuwt dat reizigers rekening moeten houden met vertragingen (`pittig najaar’) is het heel erg menens. Onaangekondigd deed zich voorheen al veel oponthoud voor en door het nu van tevoren te zeggen, lijkt het legitiem: “Niet zeuren, u wist ervan en moet ons er verder niet mee lastigvallen.” Al eerder suggereerde ik het: je wilt ergens heen en graag ook per trein om wat voor reden dan ook, ga dan gewoon naar het station, plan alsjeblieft niks, beloof niemand dat je op tijd komt en wacht rustig af.
Wie Dikkie Dik is, weet ik. Ja nou! Tijdens zeer jeugdig familiebezoek speelt deze rode kater een prominente rol: met volle aandacht de boeken bekijken waarin zijn avonturen getekend zijn, kleine verhaaltjes met een behapbare thematiek. In de begintijd van mijn leven moeten er ook boeken zijn geweest die me wegwijs maakten in mijn piepkleine wereld, maar daarvan herinner ik me er geen. Ja, Flipje uit Tiel, maar toen was ik al een jaar of vier. Mijn vader las de verhaaltjes voor, ik keek naar de plaatjes.