Op een van de tafels hier in huis staat een kleine spiegel op een voetje. Nou ja, klein, zo klein is die ook weer niet. De spiegel is vooral voor je gezicht bedoeld en heeft twee kanten. Een kant weerspiegelt je gezicht normaal, de andere kant vergroot. Om de spiegel liggen nogal wat make-upartikelen. Ik hoor niet tot de doelgroep van de spiegel, ik merk alleen dat die voor vertraging kan zorgen. Vaak sta ik in de gang te wachten, terwijl ik nerveus mijn horloge in de gaten houd.
Natuurlijk houd ik ook van befaamde restaurants. Waar ik alleen niet tegen kan, is dat je vaak een kwartaal van tevoren moet reserveren. Je moet iets over hebben voor een culinair avontuur, maar toch. En als je er dan eindelijk bent, zak je dom weg in de opluchting dat het je eindelijk is gelukt. Ik wil dan de man van de wereld uithangen, iemand die om de haverklap in dat soort restaurants eet, maar die pogingen zijn alleen maar raar.
Hoe dun de pannenkoek ook is, hij heeft altijd twee kanten. Dat zei de politiewoordvoerster Ellie Lust dinsdagavond in het praatprogramma Pauw. Het ging over de twee mannen die op een brug in Arnhem waren aangevallen door een groep jongens. Een van die twee mannen zou het eerst geslagen hebben, aldus de advocaat van een van de jongens. Het was even stil aan tafel. Waarschijnlijk dacht iedereen na of het van belang was wie het eerst sloeg. En toen zei Ellie Lust het dus: “Hoe dun de pannenkoek ook is, hij heeft altijd twee kanten.”
De muziek van de Beatles draai ik regelmatig, ik word er vrolijk van. Altijd denk ik ook even aan het moment waarop ik een liedje voor het eerst hoorde. Die momenten staan bij me scherp bij, zelfs de kleur van het licht in de huiskamer toen ik naar de radio liep om nog dichter bij de nieuwe muziek te zijn.
In de polikliniek longgeneeskunde moet ik langer wachten dan ik gewend ben. Ik heb me zo ingesteld dat ik me daar niet over opwind, ook al wacht ik op een gesprek waaraan ik niet veel heb. Ik zit daar vanwege lichte astma. Eens in zoveel maanden houd een longarts me in de gaten en een paar weken later spreek ik met een verpleegkundig specialist. Haar zie ik vandaag. Ze vraagt hoe het gaat met de ademhaling. Ik zeg dat het goed gaat en daarna nemen we afscheid.
Er is nieuws dat niet meedoet met het grote opzienbarende nieuws, maar op geheel eigen wijze van grote bescheiden kwaliteit is. Bijvoorbeeld het nieuws dat het aantal ijssalons in Nederland in tien jaar tijd verdubbeld is. Ook zijn er meer ijscokarren bij gekomen. Of moet ik zeggen ijskarren? Doet er niet toe, we weten wat voor karren bedoeld worden. Vind ik een opbeurend bericht.
Dadelijks dwaal ik door herinneringen. Misschien moet ik het anders zeggen: de herinneringen dwalen door mij, ze overkomen me. Niet omdat ik iemand ben met een zucht naar vroeger, helemaal niet, maar herinneringen die er toe doen, horen bij wat er nu gebeurt.
Soms zijn er kleine gezagskwesties die me hinderen. Mijn eigen gedrag erin, bedoel ik. Bijvoorbeeld dat ik op de fitnessclub extra hard in de weer ga met de gewichten als de coach naast me komt staan. Het gaat niet automatisch, ik ben me ervan bewust, ik gedraag me zo. Dan denk ik: ik ben hier toch voor mezelf, niet voor de coach. Uiteraard ook even nonchalant het complimentje incasseren.
Als kind kon ik wakker liggen van grote vraagstukken. Het bestaan van God bijvoorbeeld. Of de eeuwigheid, door de onderwijzer op school uitgelegd als tijd die niet begint en ook geen einde kent. Niemand durfde zijn vinger op te steken om de leerkracht te vragen het nog een keer te zeggen, en dan in iets andere woorden. In mijn bed vroeg ik me af hoe iets niet kon beginnen. Natuurlijk viel ik op den duur in slaap, maar de volgende ochtend werd ik wakker terwijl ik merkte dat ik stil was van veel te veel.
Uitdrukking kende ik niet: de fles van tafel halen als het feest gaat beginnen. Lijkt me wel typisch Nederlands, ik bedoel dat ik niet meteen denk aan toestanden die Italiaanse toestanden genoemd worden. (Heb ik grote sympathie voor, voor Italiaanse toestanden!)