Onderhand moet ik af van het idee dat een robot een apparaat is dat min of meer menselijke vormen heeft. Zo zagen de robots in mij jeugd eruit, in films en stripverhalen. Maar ik weet natuurlijk dat de robot ook de vorm van een robuuste puntenslijper kan hebben. Zal niet lang duren en ik heb ook robot in huis, ik weet nog niet waarvoor, maar ik heb besloten nu eens gewoon met deze ontwikkelingen mee te doen. Niet dat bij iedereen een robot huishoudelijk werk loopt te doen en ik er als een Flintstone naar kijk.
Tijdje terug, nog niet zo lang geleden, keek ik naar een wedstrijd van het Nederlands elftal, op televisie, ik weet niet meer tegen welk land. Tot mijn verbijstering zat ik de hele wedstrijd uit, terwijl er nauwelijks iets te zien was. Ik houd van voetbal, maar dan moet het wel voetbal zijn. Er is zo veel in Nederland en de wereld aan de hand dat nieuws over voetbal al snel iets overbodigs krijgt. Als een tijd geleden bekend was geworden dat die Blatter op non-actief was gesteld, had ik gedacht: goed zo.
Nooit gedacht dat ik er nog eens aan zou denken, aan de gymnastiek vroeger op school. Gisteren hoorde ik op de radio dat een oud-gymnastiekleraar pleitte voor nieuwere toestellen in de gymzalen. Blijkbaar beschouwde hij de oude als een probleem. Zocht hij zelf de publiciteit op? Misschien gebeurde het toevallig. Toen ik ervan hoorde, hield ik even mijn adem in. En terwijl ik dat deed zag ik ineens weer alles voor me. De veel te kleine kleedkamer waarin je na afloop alleen je voeten kon wassen, ongetwijfeld omdat de geur ervan nogal agressief kon zijn.
Ook niet tegen te houden: de zelfscankassa in de supermarkt. Het woord bestond tot voor kort niet, nu staat het al in de nieuwe Dikke van Dale. Als je het een paar keer snel achter elkaar uitspreekt, krijg je zin je tanden te poetsen. Ik lees er een artikel over en snap dat de zelfscankassa ook onze beleving moet vergroten. Beleving? Welke beleving? `Beleving’ is een woord dat het door misbruik zwaar te verduren heeft. Hier wordt dus de bedoeld hoe wij de supermarkt beleven. Door de zelfscankassa zijn er kortere wachttijden en ook kortere rijen.
Van verveling heb ik haast nooit last. Als ik ergens zit of sta te wachten, is er altijd wel iets waarmee ik de tijd kan doorbrengen, een paar gedachten bijvoorbeeld of een probleem dat moet worden opgelost. Of in mijn hoofd een brief schrijven die straks dringend de deur uit moet. Soms, héél soms doet zich een lichte vorm van verveling voor, meestal tijdens dagelijkse handelingen, zoals het uitruimen van de afwasmachine. Die tijd kan ik natuurlijk doden door me af te vragen hoe ik voorkom dat die afwasmachine vol raakt. Minder eten en drinken, dat helpt.
Soms denk ik: wat is blij? Het gevoel dus. Als ik hoor `Daar word ik niet blij van’, wat ik vaak hoor, ga ik erover nadenken. Laatst zei iemand tegen me: `Je mag best blij kijken.’ Nu was daar aanleiding toe en ik hád ook een goed humeur, maar wist niet hoe ik blij moest kijken. Er was een spiegel in de buurt en daar ging ik voor staan. Ik deed een paar pogingen, maar die veroorzaakten vreemde gezichtsuitdrukkingen: alsof ik ergens pijn had, maar net deed alsof dat niet zo was. Hoe kom ik nu ineens op blij? De laatste dagen bevind ik me vaak op de weg, in mijn auto.
Verontwaardigde geluiden las en hoorde ik: asielzoekers die op de grootste opvanglocatie in Nederland arriveren, het Nijmeegse Heumensoord, en meteen weer vertrekken omdat ze de omstandigheden onvoldoende vinden. Het waren er een stuk of dertig die dat deden. Wat dénken ze wel? klinkt het dan. Uitstekende vraag: wat zouden ze denken? Min of meer het enige dat ze nog hebben is hun privacy. Ik denk dat ze denken: op de vorige locatie (Ter Apel?) hadden we meer privacy, laten we daar dan maar naar teruggaan. Die gedachte is niet zo raar.
Het komt voor dat je je dag niet hebt. Dat moet je zelf niet zeggen, iemand anders moet het vaststellen. Ik merk dat ik mijn dag niet heb als ik in de supermarkt voor de zuivelproducten sta. Het is net acht uur, ik ben de eerste klant en moet kwark hebben. Dan vraag ik me af hoe het ding heet waarin de kwark zit. Het is van plastic, ik weet het woord ervoor niet. Dat ik daarover nadenk, voorspelt niet veel goeds. Over zulke dingen moet je maar liever niet nadenken. Met de kwark in de winkelwagen kijk ik om me heen of ik nog andere levensmiddelen nodig heb.
Mijn moeder wordt vandaag negentig. Als ik dat zeg dat ik dat `een hele leeftijd’ vind, wuift ze die woorden weg. Toen de vorige eeuw nog maar voor een kwart voorbij was, werd ze geboren in het zuiden van het land. En ineens is het veel en veel later. Toen ik kind was, zei ze dat alles zo snel gaat. Mijn vader zei dat ook. Ze waren toen nog jong en ik wilde daar helemaal niets van weten, van de snelheid van het leven dus. Ik vroeg hen niet wat zij dachten toen hun ouders dat zeiden, want alle ouders zeggen dat.
Onthaasten – ik doe daar te weinig aan. Het komt zelfs niet in me op erover na te denken. Maar ik zit nu een artikel te lezen waarin het gaat over de populariteit van kleurboeken. Kleurboeken voor volwassenen. De laatste tijd zijn er al 700.000 verkocht. Mensen die ermee in de weer zijn worden er rustig van, vooral als je samen gaat zitten kleuren. Er zijn zelfs groepjes die voor een paar dagen een vakantiehuisje huren om daar te kleuren. Sommige mensen doen het op doktersadvies, bijvoorbeeld om bij te komen van een burn-out.