Verlang ik weleens terug naar mijn kindertijd? Die vraag is soms aan de orde en ik heb dan nooit meteen een antwoord paraat. Ik geloof het niet, terwijl die jaren wat mij betreft dik in orde waren. Misschien betreur ik het dat mijn geheugen nog niet op volle kracht werkte. Graag had ik me sommige momenten beter herinnerd. Ik heb het niet over spectaculaire gebeurtenissen, maar vooral over het kleine geluk. Zie ik bijvoorbeeld een foto van mijn ouders, mijn zusjes en mij in de achtertuin van ons huis. We hebben plezier, dat is goed te zien. Wat was er aan de hand?
De directeur van het veiligheidsinstituut VeiligheidNL vindt dat oudere fietsers een helm moeten dragen. Op de fiets dus. Wanneer ben je een oudere fietser? Boven de 55. Fietsers zijn blijkbaar sneller oud dan andere mensen. Komt natuurlijk door dat idiote gefiets. Binnenkort zul je als oudere voetganger ook een helm op moeten hebben. Je concentratievermogen is aan het verpieteren en ja, dan zie je natuurlijk niet alle bananenschillen. De stap naar de helm in huis is klein. Daar doen zich immers ook veel valpartijen voor. Vooral de oudere mens boven de 51 kan er wat van!
Graag lees ik in het café op de hoek in de namiddag de avondkranten. ’s Avonds is het er druk, maar dan niet. Ik lees er niet alleen, zit vooral zacht te dagdromen. Gisteren komt er een Amerikaans echtpaar binnen. Dat het Amerikanen zijn zie ik meteen. Het is alsof ze met veel te grote handen iets kleins willen bekijken. Zo lopen ze ook, voorzichtig. Ze raadplegen de kaart en bestellen twee glazen witbier, hij een groot, zij een klein. Daarbij voert hij het woord, zij kijkt zijn woorden vertederd na. Hij blijft de kaart bestuderen en wenst bitterballen.
Iemand vroeg waarom ik niets over het Koningslied had geschreven. Had ik wel, maar toen was het er nog niet officieel. En nu is het weer weg, als ik het goed begrepen heb. Het is teruggetrokken. Kan dat wel? Het lied is er toch? We hebben het toch gehoord? Ik aarzel een beetje als het over dat lied gaat, want ik vind lelijke dingen altijd zielig. Daarom heb ik al behoorlijk wat oranje inhuldigingsspullen in huis. Die zie ik dan liggen in het warenhuis en ik vraag me bijna hardop af: wie wil jullie dan? Het Koningslied is of was ook een lelijk ding.
Zaterdag ging ik naar Nijmegen om de brug te zien. Die is nog niet te gebruiken, dat gaat laten gebeuren, maar hij ligt er nu en verbindt trots twee oevers. Het is een kunstwerk. Twee jaar geleden verscheen er bij deze krant een bijlage die over de brug handelde. Er stond onder meer in dat de toekomst voor Nijmegen was begonnen, wat ik toen al een geruststellend gedachte vond. Maar ook kwamen de twee architecten aan het woord. Die zeiden dat de brug een ode aan het rivierlandschap moest worden. Is zeer gelukt.
Nog steeds lukt het me niet in de wachtruimte van een polikliniek aandachtig een boek te lezen. Beetje bladeren lukt nog net. Daarom besluit ik maar van alles te beleven door om me heen te kijken, niet al te opzichtig natuurlijk, want dan veroorzaak je agressie, Een groot deel van mensen aldaar heeft sportschoenen aan, vaak in combinatie met sportkleding, om specifieker te zijn: een trainingspak. Waarschijnlijk is dat om van het aan- en uitkleden een niet al te groot karwei te maken. Dat moet je immers vaak in een ziekenhuis.
Volgende week verschijnt van journaliste Jutta Chorus het boek `Beatrix. Dwars door alle weerstand heen’. Ze citeert daarin uit welingelichte kringen die werkelijk welingelicht zijn. Er staat veel onthullends in. Bijvoorbeeld wat koningin Beatrix vond en vindt van wat prins Bernhard aan het eind van zijn leven allemaal aan journalisten toevertrouwde (`Welke man hebben wij eigenlijk begraven?’) Niet onthullend is dat Willem-Alexander in het voorjaar van 1999 aan zijn vrienden liet weten dat hij een `lekker stuk’ had ontmoet.
Bijna alle souvenirs zijn lelijk. Die lelijkheid fascineert me soms krachtig. Dan kan ik haast niet ophouden het souvenir te bestuderen. Vooral als er schelpen in verwerkt zijn. Of een bewegend element. Iemand moet het bedácht hebben, misschien is er over vergaderd, een leidinggevende gaf groen licht. Waarom zou het zo zijn? Waarschijnlijk is de bedoeling van lelijke souvenirs dat we goed beseffen dat de echte herinneringen in ons hoofd zitten. Of in ons hart. Dat daar geen souvenir tegenop kan.
Misschien is de vraag inmiddels beantwoord: of het in Boston een misdaad was of een terroristische aanslag? Mij lijkt het hetzelfde. In het laatste geval dient de actie een hoger doel, om het zo maar eens te zeggen. Iets waarover wij allemaal moeten nadenken en niet zo’n beetje ook. Ik zag de eerste beelden gisteren in het ochtendprogramma Vandaagdedag. Ze voedden het gevoel dat ik altijd heb als ik een menigte zie. Niet moeilijk binnen een paar seconden een verschrikking te veroorzaken. Ik kijk naar die chaos.
Aangenaam, hoor, die opluchting van de laatste dagen. Met een zeker bravoure spreiden we de armen en ondertussen kijken we terloops naar de hemel alsof die eindelijk weer zijn manieren kent. We weten meteen wat we bedoelen en knikken vrolijk. Sommigen van ons zeggen erbij dat ze normaal nooit over het weer praten, maar nu wel, want `het kon echt niet meer!’. Ik hoor bij die laatste groep. Ik heb het nooit over het weer en negeer meestal de berichten erover, zéker over hoe het weer wás. Maar deze dagen is het anders. Het weer omhelst ons, eindelijk lente.