`Nazomer’ vind ik een mooi woord. Ik ben nooit echt een liefhebber van de zomer geweest, hoewel dat dit jaar een beetje begon te veranderen, na het doornatte en kille begin, ik snakte naar warmte, meer licht en een andere geur dan die van natte jassen. Ik ergerde me eraan dat ik er zelfs over ging práten, over het weer dus, van die zeurderige kappersgesprekken. Ik houd het meest van de vroege herfst en de late lente, dagen vol poëzie en haast onbeschrijfelijke kleuren, maar een nazomer mag er ook zijn, met hier en daar herfstig goud in de hemel.
Trots kan me ontroeren, ook als het gaat om iets waarvan het ontzettend duidelijk is dat het een doodlopende gang van zaken wordt. Maar de trots is oprecht, er komt geloof aan te pas en bakken vol vertrouwen, maar toch, maar toch.
Is waar ook: ooit hadden succesvolle voetballers een sigarenwinkel. Jan Jongbloed ook, lees ik in de stukken die deze dagen verschenen. De doelman overleed eerder deze week. Toen ik dat hoorde, zag ik hem meteen voor me, hoorde zijn laconieke stem en herinnerde me ook zijn vrouw Dien, die destijds vaak op televisie te zien was, een hartelijke en geruststellende verschijning. In een boek dat over Jongbloed verscheen, zei hij over het hiernamaals dat hij daarover natuurlijk niets kon zeggen, maar als het er was, zou hij daar graag Dien `even tegen haar kont klappen’.
Misschien is het vreemd als je op opluchting zit te wáchten. Ik bedoel: dat je denkt, nee, verwacht dat je opgelucht bent, maar dat nog niet voelt. Opluchting moet je overkomen. Ik zit te lezen dat 10000 stappen per dag niet per se nodig zijn om niet te vroeg dood te gaan aan hart- en vaatziekten. 7126 stappen zijn al genoeg. Beetje erbij is natuurlijk ook prima, maar we moeten niet meer krampachtig aan die 10000 blijven hangen.
Een gevaarlijk moment kan ook een zekere schoonheid hebben. Ik steek de straat over, het verkeerslicht staat op groen en dan komt er een bestelbus de hoek om scheuren die me bijna van de sokken rijdt. Het is een grijze bus met daarop de naam JP Haarlem en daaronder: Nederlands netste meubelbezorgers. De kleine gebeurtenis voltrok zich in Nijmegen op de Graafseweg, de straat waar ik de eerste jaren van mijn leven doorbracht, en het had wel iets gehad als ik daar op een zonnige middag in augustus de boel ook afgesloten had.
De bel gaat als ik net een nieuw boek heb opengeslagen. De storing staat me niet aan, maar een van de vele speerpunten in mijn opvoeding was dat ik niet alleen aan mezelf mag denken. Dus doe ik open. Daar staat een vage kennis die niet voor niets een vage kennis is. Die zegt: “Ik was in de buurt, dus ik dacht…” En voordat ik er erg in heb, zit hij aan de keukentafel en begint over zichzelf te spreken. Dat duurt ongeveer een uur. Daarna gaat hij weer, misschien wel naar iemand anders om het daar een uur over zichzelf te hebben.
Station Utrecht Centraal, laat in de middag, ik sta naar het bord te kijken waarop te zien is hoe laat treinen vertrekken, en van sommige wordt gemeld dat ze niet vertrekken, in het Engels: canceled. Waarschijnlijk is de kwestie in het Engels efficiënter samen te vatten dan in het Nederlands. De mijne rijdt gelukkig, maar het is nog een halfuur wachten.
Ineens had ik zin een beetje uit de buurt te blijven van de steeds schraler stemmende berichtgeving over Pieter Omtzigt, Luis Rubiales, de voorzitter van de Spaanse voetbalbond (`Spaanse toestanden’), en Wopke Hoekstra en zijn raadselachtige promotie die meer dan we nu kunnen denken te maken heeft met van alles wat onze premier voor ogen staat wanneer hij de vaderlandse politiek tevreden vaarwel zegt en lachend Europa in gaat. Hoe het zit, kan ik natuurlijk niet weten, maar wat ik vaker zeg: soms weet je iets zonder dat je weet dat je het weet.
Vader, moeder en zoon. Ze passeren het huis, het zijn toeristen, dat is duidelijk, je ziet het aan hun manier van lopen, hoe ze de omgeving observeren. Ze hebben zwarte kleren aan, te ruime T-shirts. Vader en moeder, vroege veertigers, zijn liefhebbers van tatoeages. Alles wat van hun lichaam te zien is, zit vol, tot boven in de nek, gezicht nog net niet, misschien is dat binnenkort aan de beurt. Het zijn érg zwarte tatoeages.
Voor geen goud zou ik erheen willen, maar de Grand Prix van dit weekend vind ik wel fascinerend, vooral omdat het zo’n bizarre gebeurtenis is. Je wilt erbij zijn om daarna te kunnen zeggen dat je erbij bent geweest en dat het te gek was. Als je wilt begrijpen wat zich tijdens de race voltrekt, kun je beter thuis naar de televisie kijken. Op de tribune zie je die pittige auto’s voorbij scheuren en het lawaai ervan kan als muziek in je oren klinken, maar een beeld van de wedstrijd blijft vaag. Gaat het ook niet om.