De Engelse keuken is tragisch, zo tragisch dat die ook een zekere mate van ontroering veroorzaakt. Als ik er ben, ga ik me niet aanstellen en doe gewoon mee en eet tussen de middag uit een krant melige, in oud vet gebakken frites met iets daarbij waarvan het best kan dat het ooit ergens gezwommen heeft. En in de vroege avond lauwe shepherd’s pie met grimmig doorgekookt gehakt erin. Daarom zijn de bierglazen daar ook zo groot.
Graag was ik vandaag in Londen geweest. Ik heb niet veel met koningshuizen, maar houd wel van monarchistische gekte. En we weten: in Engeland kunnen ze er wat van. De mokken zijn al uitverkocht. Die mokken zijn doorgaans erg lelijk, maar dat is juist goed. In de zomer van 1981 was ik in Londen, paar weken voordat Charles en Diana gingen trouwen. Veel Britten wisten al dat hij eigenlijk met Camilla wilde, maar dat maakte niets uit, iedereen had zin te smelten bij Diana.
In de jaren zeventig lagen op veel salontafeltjes boeken van Erich Fromm, een Duits-Amerikaanse psycholoog en filosoof die ineens erg populair werd. Beroemd boek: Liefhebben, een kunst en kunde. Alleen al over die titel konden we niet ophouden. We lazen het op volle kracht, maar ik kan me er niets van herinneren. Ander boek, nog beroemder: De angst voor vrijheid. Ook weer zo’n titel waarover je meteen begon na te denken. Overal kwam je het tegen, beduimeld, stuk gelezen, passages fel onderstreept, je had het er met rode wangen over.
In mijn kindertijd hielden mijn ouders de boeken over de oorlog een beetje bij me weg. Ik schrijf `een beetje’, want ik zag ze natuurlijk wel staan, hoog in de boekenkast. Ik heb het nu over de tweede helft van de jaren vijftig. Later vroeg ik hun waarom ze dat deden. Ze zeiden dat het niet was om me onwetend te houden, maar omdat ze er soms moeilijk over konden praten. Het ging vooral over de foto’s, razzia’s, transporten, kampen. `Soms, nee vaak heb je ergens geen woorden voor, alleen maar woorden die niet zeggen wat ze moeten zeggen.’
Er zijn berichten die ik alleen maar signaleer zonder dat ik me erin verdiep. Dat doe ik niet omdat ik denk: dat zie ik tegen die tijd wel. Wat ik met `tegen die tijd` bedoel, weet ik niet.
Zondag zag ik op televisie Mia Nicolai en Dion Cooper op Schiphol. Ze hadden veel bagage bij zich en gingen naar Liverpool om ons land te vertegenwoordigen op het Eurovisie Songfestival. Ze zagen er ontspannen uit en dat was maar goed ook, want ze moesten verslaggevers met domme vragen te woord staan.
Waar ik te weinig bij stil wil blijven staan, is dat alle reclameberichten die ik in mijn mailbox ontvang, mijn eigen schuld zijn. Komt door hoe ik me digitaal gedraag, filmpjes die ik zie, informatie die ik aanvraag. Toverwoord is algoritme. In een groot en voor mij ondoorgrondelijk systeem ben ik bekend, terwijl ik niet weet hoe precies.
Woord dat ik nog niet heb uitgesproken: spitstarief. Ik hoorde het een paar dagen geleden op de radio. Wordt over enige tijd verhoogd, in de treinen. Duurder dus.
Teder moment gisterochtend. Een moeder en jonge zoon hebben hun handel op een oranje laken uitgestald, vooral veel beesten die knuffels heten, maar op het moment dat ze daar liggen natuurlijk geen knuffels meer zijn, gewoon dingen die iets kosten.
`We komen straks even wat spulletjes brengen.’ Na zo’n aankondiging probeer ik hartelijk te knikken en ga de gang alvast leeg maken. De kwestie is de vrijmarkt morgen. Op Koningsdag is het in deze buurt drukker dan druk. Het liefst zou ik inpandig blijven, ergens in een stil hoekje hoog in het huis, maar dat kan niet. Mijn familie komt voor de deur `van alles’ verkopen en die gang van zaken vraagt ook om mijn belangstelling. `We komen straks even wat spulletjes brengen.’