Morgen gaan onze Olympische topsporters weer aan het werk voor de volgende Winterspelen, 2018, Zuid-Korea. Ik lees een interview met Maurits Hendriks, Chef de mission. Die zegt dat onze schaatsers het moeilijk krijgen door hun succes. Altijd is er wel wat. Nu is succes weer een boosdoener. Opgejaagd wild noemt hij ze, want `We zullen vol aan de bak moeten’. Het is toch ontzettend aantrekkelijk vol aan de bak te moeten. Ja, ik snap dat daar veel voor nodig is, maar het probleem begrijp ik niet helemaal.
Tijdje geleden belde een man aan die een klembord vasthield, een vlezige man die geruststellend keek. Hij vroeg iets over reclamefolders. Ik heb geen NEE- sticker op de brievenbus. De man zei dat hij laatst een dik pak folders in de bosjes had gevonden. Dat kon toch niet de bedoeling zijn? Dat beaamde ik. Veel van wat er zich in bosjes afspeelt, is niet de bedoeling. We voerden een gesprek over deze kwestie, terwijl ik geen idee had wat mijn inbreng in de gedachtewisseling was. Ineens was het ook weer voorbij. De man gaf me een warme hand.
In zo’n gratis krantje dat reizigers in het openbaar vervoer laten liggen, lees ik een woord dat ik nooit meer gebruik en dat misschien wel verdwenen is uit mijn leven, Het is het woord `verstandig’. Staat in een bericht over boer Jos, een van de boeren uit Boer zoekt Vrouw, een programma waarover ik geen oordeel heb. Het gaat over boer Jos en Saskia, de vrouw die hij heeft gezocht en gevonden.
Zodra ik wakker ben schakel ik vanuit mijn bed over naar Sotsji. Er komt meteen dynamiek in de nieuwe dag. Bovendien zie ik van alles waarvan ik helemaal niets kan, en dat is enorm goed voor mijn karakter, merk ik. Heel hard van grote hoogte naar beneden skiën bijvoorbeeld. Ooit heb ik geskied, maar daar praat ik liever niet over. Ik kijk er met ontzag naar en het stemt me bescheiden. Het is volgens mij alleen maar goed een dag bescheiden te beginnen. Uiteraard moet ik nu even aan minister Plasterk denken.
In de wachtruimte van de polikliniek wil ik graag iets te doen hebben. Vervelen doe ik me nooit, maar soms zijn er daar momenten die in die richting kunnen zakken. Een boek lezen lukt zelden. Daarvoor is er te veel vreemde onrust. Bovendien ben ik bang dat ik er zo in opga dat ik niet hoor dat mijn naam wordt geroepen. Een blad als Privé boeit me met moeite gedurende één bericht. Gisteren had ik een Privé uit de kersttijd van vorig jaar te pakken en daarin las ik dat prinses Stéphanie van Monaco een relatie had of nog heeft met een olifantentrainer die Franco Knie heet.
In de wachtruimte van de polikliniek wil ik graag iets te doen hebben. Vervelen doe ik me nooit, maar soms zijn er daar momenten die in die richting kunnen zakken. Een boek lezen lukt zelden. Daarvoor is er te veel vreemde onrust. Bovendien ben ik bang dat ik er zo in opga dat ik niet hoor dat mijn naam wordt geroepen. Een blad als Privé boeit me met moeite gedurende één bericht. Gisteren had ik een Privé uit de kersttijd van vorig jaar te pakken en daarin las ik dat prinses Stéphanie van Monaco een relatie had of nog heeft met een olifantentrainer die Franco Knie heet.
Bijna vier was ik toen ik voor het eerst naar school ging, naar de kleuterschool, in een straat in Nijmegen die er niet meer is. Ik moest daaraan denken toen ik las dat er gesprekken worden gevoerd over een peuterschool waar kinderen van 2,5 heen kunnen. Ik heb geen verstand van kinderen van die leeftijd en weet dus niet wat de voor- en nadelen ervan zijn. Wel vind ik dan de hele schooltijd van een kind erg lang is, stel dat die tot achttien jaar duurt. Naarmate ik ouder word lijken herinneringen steeds levendiger.
Op de zolder bij vrienden trof ik een zeer beduimeld stripboek over de Jetsons. Dat is een tekenfilmserie van lang geleden, van de makers van de Flintstones. De Flintstones leefden in het stenen tijperk, de Jetsons in de toekomst. Hoe oud was ik toen ik ernaar keek? Jaar of tien, denk ik. Ik wist dat het stenen tijdperk nooit meer terug zou komen, maar toch waren de Flintstones me liever dan de Jetsons. Die toekomst interesseerde me niet zo. Vaak dacht ik: het zal wel.
Natuurlijk hoor ik ook bij de 4,5 miljoen Nederlanders die Sven Kramer zaterdagmiddag goud zagen winnen. Prachtige gang van zaken: Sven Kramer die kort voor aanvang op de fiets bij het stadion arriveert, een paar rek- en
Als iemand een gesprek met je begint, terwijl je aan het eten bent en de ander niet, wordt zo’n gesprek meestal niets. Denk bijvoorbeeld aan eten op straat. Je bent in de weer met een zak frites of een haring en een vriend of kennis spreekt je aan. Kan gezellig zijn, maar is ook moeizaam. Je moet je aandacht verdelen en dat heeft vaak iets ongemakkelijks. Is een kleinigheid, maar ik dacht eraan toen ik las dat president Poetin eergisteren een Olympische eetzaal binnenkwam waar de shorttrackschaatssters Yara en Sanne van Kerkhof een boterham zaten te eten.